[Gilkens, Petrus]
GILKENS (Petrus), rechtsgeleerde, geb. te Roermond, omstreeks 1558 uit een regeeringsfamilie, overl. na 1606, was de zoon van den utrechtschen raadsheer Leo G. en Ursula van Geel. Zijn oudste broeder Godefridus werd raadsheer van Gelderland tot 1622 en overleed als kanselier 1625. Petrus Gilkens studeerde aan de universiteit te Leuven en was aldaar de leerling van Engelb. de Leeuw, Leoninus. Te Douai had hij Boetius Epo tot professor. Vervolgens zocht hij zich te bekwamen aan de universiteiten te Padua, Bologna, Perugia en Macerata. Na een verblijf van zeven jaar in Italië kwam hij te Leuven weer om den graad van licentiaat te behalen. Hij verkreeg een leerstoel in het burgerlijk recht aan de universiteit te Würzburg en den titel van raadsheer van den prins-bisschop aldaar. De politieke en godsdienstige troebelen in de Nederlanden hadden hem het land doen verlaten. Hij gaf vele werken uit in het Latijn, de meesten over het burgerlijk recht. Zij waren opgedragen aan den bisschop van Würzburg, aan Ferdinand van Beieren, hulpbisschop van Keulen, aan de aartshertogen Albert en Isabella, aan koning Philippus III en keizer Rudolf III.
Paquot vermeldt nauwkeurig acht werken van hem, uitgegeven van 1600 tot 1606, waarvan eenige aangehaald worden in Biogr. nat. en Nouv. Biogr. gen.
Zie: Foppens, Bibl. Belg. II, 978; Paquot, Mémoires litt. VIII, 159-163; Biogr. nat. Belg. VII, 157-164; Nouv. biographie gén. XX, 523.
Fruytier