aan van Gendt over, die nog, eenigen tijd in de Midd. zee bleef kruisen en zich daarna met zijn schepen naar Lissabon begaf. In 1710 komt hij voor in het smaldeel onder den vice-admiraal A. Pieterson, naar Spanje bestemd. Een hevige storm teisterde echter de hollandsche schepen en van Gendt kwam met drie mastlooze schepen te Lissabon aan. In dat jaar, 1710, stond hij op de voordracht voor schout-bij-nacht, maar het blijkt niet dat hij ooit tot dien rang is verheven. Bij het verval der nederlandsche scheepsmacht was het voor van Gendt een welkome uitnoodiging, die Czaar Peter hem deed om in russischen dienst te treden en waaraan hij gaarne gevolg gaf. In 1716 komt zijn naam voor als bevelhebber op een schip van 50 stukken, behoorende tot de vloot van den Czaar. Niet langer dan tien jaar is hij echter in russischen dienst gebleven; hij keerde naar het vaderland terug, waar wij hem na dien tijd in een paar bedieningen weervinden, die hij als landedelman bekleedde. Was hij 3 Febr. 1698 ambtsjonker van Renkum geworden en 20 April 1714 geadmitteerd in de ridderschap van Veluwe, in 1727 en 1728 was hij gecommitteerde ter Admiraliteit van het Noorderkwartier, in 1729 monstercommissaris en in 1729 en 1730 gedeputeerde.
Hij overleed ongehuwd te Arnhem 17 Dec. 1732; zijn wapen werd, als zijnde de laatste van zijn geslacht, gebroken met hem in het graf gelegd.
Zie: de Jonge, Gesch. Nederl. Zeew. IV, stuk II, 316, 381, 400, 423, 434, 438, 439, 490, 509, 554, 556; Nederl. Heraut (1884), p. 185 (grafzerk met 16 kwartieren); Ned. Leeuw XXXV, 127, 128.
Regt