arbeid te haren behoeve een eind gemaakt. Hij keerde toen naar Nederland terug. Dadelijk na zijn terugkomst werd hij weder bij den Rijnspoorweg in dienst gesteld. Hij deed eene opname voor den spoorweg 's Gravenhage - Gouda en ontwierp een stationsgebouw te Arnhem, dat later naar zijne plannen is uitgevoerd. In het laatst van 1865 werd hij onder J. Dirks (V, kol. 134) benoemd tot sectie-ingenieur bij den aanleg van het Noordzeekanaal. Hij leidde den bouw der schut- en uitwateringsluizen te Schellingwoude. Tijdens zijn dienst bij de kanaalmaatschappij bouwde hij steigers en goederenloodsen te Niewediep. Ook werd toen door hem na plaatselijk onderzoek een ontwerp gemaakt voor eene haven te St. Petersburg; de concessie daarvoor van het russische gouvernement werd verkregen, maar tot de uitvoering is het niet gekomen. Toen de werken te Schellingwoude in 1873 voltooid waren, bekwam van Gendt eervol ontslag bij de kanaalmaatschappij. In hetzelfde jaar werd hij onderdirecteur van Heineken's bierbrouwerij. Ook was hij betrokken bij de oprichting eener bierbrouwerij te Rotterdam. In 1877 onttrok hij zich aan deze voor hem vreemde werkzaamheden. Hij begon toen de uitgaaf eener verzameling technische handboeken, in het bijzonder op de praktijk ingericht, genaamd van Gendt's bibliotheek. Ook gaf hij technische adviezen, o.a. over tramwegaanleg in de provincie Utrecht. Van dezen tijd dagteekent eene brochure over het ontworpen kanaal door de geldersche vallei; hij stelt eenige wijzigingen in het door de hoofdingenieurs van den waterstaat ontworpen kanaal voor. In 1878 vertrok hij naar Japan ten einde voor de regeering van dat land het benedengedeelte van de Isjikari-rivier op het eiland Jeso voor groote schepen bevaarbaar te maken. Toen de uitvoering der door van Gendt ontworpen werken wegens geldgebrek werd uitgesteld, waardoor hij op een afgelegen eiland met slecht klimaat zonder arbeid was, werd hij ziek. Naar Yohohama vervoerd, overleed hij
op niet hooger leeftijd ver van zijne kinderen.
Hij huwde te Haarlem 18 Jan. 1866 A.M. Joekes, geb. 14 Apr. 1838, overl. 6 Jan. 1877. Bij haar had hij een zoon, J.G. van Gendt, technisch adviseur te Nijmegen, en drie dochters.
Een levensschets van hem door C.J. van Doorn komt voor in den Opmerker van 12 Febr. 1881. Hij heeft geschreven of bewerkt: De behandeling en samenstelling der voornaamste timmerwerken, bewerkt naar die Schule des Zimmermanns van B. Harres (Gouda 1861); van Gendt en Brinkman's technische bibliotheek, (Amsterdam) 1871 tot 1874 (Brinkman was de uitgever), waarvan: I.H.P. Vogel, Grondbeginselen der schoone bouwkunst, II. Algemeene voorschriften van het departement van binnenlandsche zaken, III. J.J. Pas, Beplantingen van wegen; Elementaire theorie en berekening van ijzeren kapen brugconstructies, naar Aug. Rotter, bewerkt tezamen met G.J.W. de Jongh (Amst. 1873); De ontwerpen voor tos- en laadsteigers aan den Westerdokdijk (Amst. 1877); Aanteekeningen op het ontwerp van een kanaal door de Geldersche vallei, opgemaakt op uitnoodiging van het Amsterdamsche Rijnvaartcomité, 2 dln. (Utr. 1878); Bouwkalender voor 1873 en vlg. jaren (Amst.; sedert 1881 bewerkt door Th.G. Schill en D.H. Haverkamp); Bernoulli's vademecum, praktisch handboek voor berekeningen dagelijks voorkomende in de bouwen werktuigkunde (te zamen met G.J.W. de Jongh, bewerkt naar de duitsche uitgave, Amst. 1872; latere drukken hiervan zijn door de Jongh bewerkt). Een deel van dit vademecum was onder