[Gendt, Frederik Willem baron van (1)]
GENDT (Frederik Willem baron van) (1) of van Gendt-Oldersum, geb. te 's Gravenhage in 1647, overl. te 's Gravenhage 14 Maart 1725, zoon van Johan (2) heer van Oosterwedde en van A.S. van Ripperda.
Hij werd, 6 jaren oud, in 1653 aangesteld tot kapitein der garde van H.H. Mog. In 1672 verkreeg hij commissie als ritmeester. Bij vrijwilligen afstand van zijn vader, werd hij 3 Nov. 1679 aangesteld tot ‘Stadhouder van de Leenen en het Voochtampt des Lands van Over Maze en Valkenburg’ en een jaar daarna toegelaten in de ridderschap van Nijmegen, door welke hij vervolgens in de Staten Generaal werd gecommitteerd. Hij wordt ons geschetst als ‘een minwaardig persoon, van wien niets goeds verluidt en wiens eigenlijke zin volstrekt niet uitging naar een behoorlijke vervulling zijner ambten’. In het Journaal van Constantijn Huygens, den zoon komt hij herhaaldelijk voor; hij moet niet alleen geen ‘persona grata’ bij den koning-stadhouder geweest zijn - die grieven schijnt te hebben gehad tegen de geheele familie v.G. - maar hij was blijkbaar een zeer onaangename verschijning, daar mevrouw van Nassau-Ouwerkerk hem haar huis moest ontzeggen, en die het niet beter maakte bij 's Gravenmoer, waar hij ‘de dochters hielp bederven met sijn ongeschickt spreken’. Bemoeide hij zich in 1687 met de opvoering van opera's in den Haag, in 1713 werd bij den magistraat van 's Gravenhage, door een gezelschap fransche tooneelspelers vergunning aangevraagd voorstellingen te geven. Aan het hoofd van dien troep stond Frederik Willem v.G., heer van Oldersum. De diep gezonken edelman overleed 4 Maart 1725, een desolaten boedel nalatende, en werd 8 Maart in het familiegraf in de Gr. K. te 's Gravenhage, kapel van Assendelft, ter aarde besteld. Zijn wapen met 32 kwartieren werd in de kerk opgehangen.
Zie: J.H. Hora Siccama, Aant. Reg. op de Journalen van C.H. den zoon, bl. 266; Ned. Leeuw XVIII, 5, 6 (zijn wapenbord, aldaar foutief op zijn broeder Adriaan gesteld).
Regt