[Geerolf, Joannes]
GEEROLF (Joannes), Geerolfs of Gerulphus, geb. te Hulst uit eene familie, wier leden meermalen voorkomen als schepen of baljuw der stad, overl. te Leuven 12 Aug. 1605 in het karthuizerklooster, waar hij monnik was en het ambt van vicaris (tweede overste) bekleedde. Hij was een man van studie, met een groote kennis der oude talen, Grieksch, Latijn en Hebreeuwsch en bekend als latijnsch en grieksch dichter. Justus Lipsius achtte hem hoog. Sweertius, Morotius en Foppens noemen een viertal dichtwerken, door hem nagelaten, en een tractaat De obedientia uit het Grieksch in het Latijn vertaald, dat in Leuven als handschrift bewaard werd. Zoowel Sanderus als de genoemde schrijvers zeggen uitdrukkelijk, dat hij karthuizer en vicarius was te Leuven. Biographie Nationale VII, 687 beweert ten onrechte, dat hij in het gentsche klooster leefde.
Zie: Sweertius, Athenae belgicae 428; Morotius, Theatrum Chronol. Ord. Cart. (Taur. 1681) 134; Foppens, Bibl. Belg. II, 646; Sanderus, Flandria Illustrata (ed. 1641) II, 620.
Fruytier