Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 548]
| |
van 1701-03 commissaris van kleine zaken te zijn geweest, werd hij in 1704 schepen. In 1708 volgde hij zijn vader op als lid der amsterdamsche vroedschap. Van 1709-11 was hij lid van den Raad van State; in de jaren 1712-14 en 1717-19 had hij zitting in het college der Gecommitteerde Raden van Holland en Westfriesland. In 1716 verkreeg hij het bewindhebberschap der Oost-Indische Compagnie. In 1720 in het college van Burgemeesteren opgenomen, was hij sinds dien bijna elk jaar óf regeerend burgemeester òf thesaurier; alleen in 1723, 35 en 42 bekleedde hij geene functie. Door zijn 31 Maart 1699 gesloten huwelijk met Agatha Theodora van Bambeeck (1674-1713), kwam hij in den familiekring van Corver en Hooft, die tot 1748 de regeering van Amsterdam geheel beheerschte. In tweeden echt huwde hij, 5 Maart 1730, Anna de Haze (1690-1761), weduwe van Gillis Graafland, die hem de heerlijkheden van Mijnden en de beide Loosdrechten aanbracht, en die bij haren dood als ‘de rijkste dame van de stad’ werd aangeduid. Hij was bij de burgerij zeer bemind, wat o.a. bij zijne begrafenis bleek. Bicker Raye verhaalt in zijn dagboek eene episode uit zijn laatste ziekte, waaruit zijne vroomheid spreekt. Uit zijn eerste huwelijk sproten vier zoons, van wie alleen Nicolaas (die volgt) den volwassen leeftijd bereikte, en drie dochters: Agatha Livina (1701-61), gehuwd met Mr. Dirk Trip (1691-1748); Anna Elisabeth (1702-57), eerst gehuwd met Mr. Nicolaas Pancras (1696-1739) en daarna gedurende vier weken met Jean Lucas Pels (1688-1741); en Catharina Jacoba (1710-1759), gehuwd met Mr. Constantijn Sautijn (1710-48). Van zijn portret bestaat een prent door J. Houbraken en een schilderij door J.M. Quinkhard (verk. te Amsterdam 1 Nov. 1887). Breen |
|