Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 544]
| |
rende 45 jaar tevens pastoor der parochie. Hij was priester der Duitsche Orde, en studeerde waarschijnlijk evenals zijne twee broeders Hubertus en Leonardus te Leuven. 1680 werd Petrus Gautius conrector der school te Gemert en leeraar der grammatica; 1687 werd hij tevens kapelaan der parochie en 1692 pastoor en rector der school. Vele moeilijkheden en tegenwerking moest hij ondervinden in zijn pogingen om de school in stand te houden. Zijn ijver voor de parochie was niet minder groot. Vele stichtingen voor kerk en armen danken aan hem haar ontstaan. Hij legde 1701 een groot register aan, thans nog in het kerkarchief bewaard, waarin gebruiken, rechten en wetten der heerlijkheid en kerk van Gemert zijn opgeteekend, met aanteekeningen ook voor de geschiedenis van andere plaatsen, die tot de Duitsche Orde behoorden, en korte levensbeschrijvingen der pastoors en commandeurs van Gemert. De moeder van pastoor Gautius overleed 1693 te Gemert. Ook zijn broeder Hubertus (IV, kol. 633) verbleef aldaar en werd er 1728 begraven. Volgens Analectes hist. eccl. Belg. XXI (1888) 301 was hij er professor aan de latijnsche school, doch v.d. Elzen vermeldt hem niet als zoodanig. Petrus schijnt evenals zijne broeders niet vrij geweest te zijn van jansenistische neigingen. Zijn broeder Hubertus, professor aan het seminarie te Luik, werd 23 Mrt. 1699 ontslagen om zijn drijven voor de partij der Jansenisten. Mogelijk verbleef hij daarna een tijd te Gemert. Later was hij professor te Antwerpen en raakte over het lezen der schriftuur in de volkstaal in polemick met de Jezuïeten 1710-11. Hij overleed 22 Sept. 1728 te Gemert bij zijn broeder Petrus. Een tweede broeder, Leonardus, benoemd tot professor te Leuven in het college Busleiden, overleed kort na zijn broeder Hubertus te Antwerpen, waar zijn grafschrift nog te vinden is in de O.L. Vr. kerk. Of hij ook te Gemert verbleef blijkt niet (zie IV, kol. 633). Geen zijner biografen vermeldt de volgende gedrukte lijkreden van Leon. G.: Oratio funebris habita in exequiis Ill. ac Rev. Domini Joannis Ferdinandi van Beughem noni Antverpiensium episcopi 4 Junii 1699 per L.G. cathedralis ecct. Antv. canonicum, 15 blz.; Oratio funebris in laudem Caroli II Hisp. et Ind. regis catholici, Belgarum principis etc. habita in eccl. cathedr. Antverp. quarto kat. Febr. 1701 per Leon. Gautium dictae eccl. cath. canonicum (Antv. Typ. Plantiniani, 1701, 13 blz. kl. fol.). In Leuven had hij als tegenstander den befaamden bestrijder der Jansenisten Bern. Desiderant, die bewerkte dat L. Gautius moest ophouden met de latijnsche geschiedschrijvers te verklaren. 7 Maart 1705 nam L.G. ontslag. Hij werd kanunnik van O.L. Vr. kerk te Antwerpen en schatbewaarder van het kapittel 1712-1727. Van Petrus G. bestaat een door een onbekend kunstenaar gegraveerd portret. Zie: G.v.d. Elzen, Gesch. der Latynsche school te Gemert (den Bosch 1887) 203, 209-37; J. Daris, Hist. du Diocèse et Principauté de Liège pendant le XVIIIe siècle (Liège 1877) II, 369-374; Bijdr. Brabant XIII (1914), 205-209; F. Neve, Mém. sur le collège des Trois Langues, 190-191; Grafen gedenkschr. prov. Antw. I, 86. Fruytier |
|