torische samenspraken .... (Theol. Tijdschr. XLIV, 324v). De ‘ware Israëliet, Waerheijdt en Godvrucht’ worden hier sprekende ingevoerd. De inhoud ‘grenzenloos partijdig’ wekte hevige verontwaardiging, vooral om de wijze waarop over Oldenbarnevelt werd gesproken. Hij klaagt dat allerlei goddeloosheden doorbreken, dat bij velen ‘het heilig orakel der rede uitspraak mag doen tot zelfs over de goddelijkheid van de Schrift’. Ach, gaat hij voort: ‘die wijzen snateren zelfs dat de aarde draait en de zon stil staat, aldus de Schrift ondergravend .... Er is geen eind aan de ketterijen der verdorven filosofen, de volgelingen van Coccejus en Cartesius. Denkt aan Balthasar
Bekker die den duivel, aan andere monsters die de zonde loochenen!’ .... Dr. L. Knappert schrijft: ‘Het boek is goed bedoeld, maar het fanatisme vlamt er hoog in op, en het verbaast ons niet dat de schrijver zich tot in den nacht hoorde toeroepen: Blaas alarm!’
Ook zijne geestverwanten waren van zulke hulp niet gediend. Zelfs kwam de schrijver onder kerkelijke censuur tot 1724, toen hij zijn leedwezen betuigde. Ook de pennestrijd, door zijn schrijven ontstaan deed ‘zijn toch reeds bedorven naam te meer schade’. In 1728 scheen de strijd pas uitgewoed en, zoo lezen wij, ‘wilde hij den Coccejanen de hand reiken’; maar niet dan nadat Fruytier tegen F.A. Lampe ‘verre van zachtmoedig’ was opgetreden in zijn De oude, goddelijke leere van de ware gereformeerde kerke aangaande God (Rott. 1728).
In 1729 volgde nog: Aanmerkingen tot verklaaringe en bevestinge van de oude, beproefde en goddelijke leere van de ware Gereformeerde Christelijke Kerke. Hoewel Lampe in 1729 gestorven was, deed Fruytier nog tegen hem verschijnen: Vervolg van de Aanmerkingen enz. tegens hetgeen bij form van disputen is opentlijk geleert door F.A. Lampe (Rott. 1730). Dit was zijn laatst verschenen werk.
Nog moeten wij vermelden dat Fruytier reeds in 1697 te Middelburg moest optreden tegen Jacob Verschoor. Van het door hen en anderen gehouden twistgesprek op 1 Maart 1697 is een verslag uitgegeven: Brief aan een vriend, behelsende een waeragtig verhael .... Vooraf en daarna gaf deze zaak ook aanleiding tot het verschijnen van twistschriften, te veel om op te sommen.
Behalve de genoemde werken gaf Fruytier nog vele geschriften uit. Wij noemen alleen zijne boekjes voor het godsdienstonderwijs die vele malen herdrukt werden, ja tot in 1862 en 1888. Zij heeten: Toegift aen de Christenjeugt, om haer te bewegen, om Salomons Raad gewillig aen te nemen; waer in gehandelt werd, van het wezen, en van de onsterfelijkheidt der Ziele; zijnde een vervolg van (wij noemen dus tevens dit, ook in 1724 voor het eerst verschenen werk) Salomons raedt aen de Jeugt, om te ontgaen de smarten van de Boze dagen, en lusteloze jaren des ouderdoms, zooals die voorkomt Eccl. XII: 1 (Rott. 1724). En: Groot voorregt van de Christenkinderen (Rott. 1726).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Godgel. in Ned. III, 136-144; J. Reitsma, Gesch. van de Herv. en de Herv. Kerk der Nederlanden 3e dr. (Utr. 1916), 661, 667, 672-674. Wij volgden in ons verhaal het meest: L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk ged. de 18e en 19e eeuw (Amst. 1912) 11-14, 23v.
Knipscheer