[Faure, Mr. Abraham]
FAURE (Mr. Abraham), gedoopt te Kaapstad 14 Aug. 1795 en aldaar in Dec. 1869 overleden. Hij werd 31 October 1814 te Leiden student en promoveerde 16 Juni 1819 op eene dissertatie De comphyteusi ex jure Romano et de titulis agros possedendi in Promotorio Bonae Spei, waarna hij naar zijn vaderland terugkeerde en zich te Kaapstad als advocaat vestigde. Evenals zijne ambtgenooten de Wet, Joubert en Hofmeier legde hij deze bediening neder omdat hij zich niet wilde onderwerpen aan het besluit van Lord Charles Sommerset, die 5 Juli 1822, had gelast, dat na 1 Januari 1827, de engelsche taal uitsluitend in de gerechtshoven zoude moeten worden gebruikt, en werd 1 Januari 1828 landdrost van Stellenbosch. Ruim twee jaren later werd hij echter als zoodanig ontslagen, daar hij naar het oordeel der regeering, niet krachtig genoeg was opgetreden in de onlusten, die in April 1831 in dat district waren ontstaan bij de slavenhouders, naar aanleiding van het voorschrift, dat ieder die slaven hield, in een daartoe bestemd register aanteekenen moest hoe en waarom door hem was gestraft, en deze aanteekening tweemalen per jaar voor een regeeringsambtenaar had te beëedigen. Hij opende daarop een agentenkantoor te Kaapstad, dat in 1846 zijne betalingen staakte, waarop hij kassier werd bij de South African Association en later van 1853 tot 1866 gezamenlijk met de heeren Rekelinghuis en Wessels, de procureurspractijk uitoefende. Hij vertaalde veel voor het blad De Zuidafrikaan en schreef gedurende twintig jaar de Kroniek in het Zuid Afrikaansche Tijdschrift.
1 Nov. 1834 was hij gehuwd met Dorothea Susanna de Villiers.
Men zie over hem: de autobiografie van zijn