kinder ... (ex. van een editie van 1563 in de Preussische Staatsbibliothek te Berlijn). 23 Apr. 1562 zond Faber een exemplaar er van ter kennismaking aan Bullinger toe.
In hetzelfde jaar deed hij ook nog verschijnen een vertaling van Micronius' werk over het nut van de Christelijke samenkomsten: Kurtzer und Christticher Bericht Martini Micronii, von dem Nutz, Wirdigkeit und Nothwendigkeit der Christlichen Versamlung (Heidelb. 1563) (ex. in de Preussische Staatsbibliothek te Berlijn).
Uit zijn huwelijk met Agnes Quadt von Kinckelbach (wier zuster met Johannes Wieradius getrouwd is geweest) werd Tobias Faber of Fabritius geboren. 1559 werd deze, vermoedelijk door Hermes Backerel (zie II, kol. 57) op 't landgoed eener familie van Galen, die onder Grevenbroich woonde, gedoopt. Pinksteren 1583 aanvaardde hij tijdelijk, tot de komst van Dr. Paulus Crocius, een predikantspositie te Laasphe. Daarna stond hij te Heidelberg. 20 Juni 1594 verhuisde hij naar Mosbach en 1 Mei 1612 naar Schriesheim. Van zijn hand verschenen de volgende vertalingen: van Beza's Responsio ad quaestionem et responsionem Danielis Hoffmanni in gravissima de Coena Domini Controversia; altera pars (Genev. 1585), waarin een opdracht aan graaf Lodewijk van Sayn-Wittgenstein (1590); voorts van Daniel Tossanus, Theses et antitheses brevissimae: Das ist kurtze und richtige Articul (Heidelb. 1593) (ex. in de Staatsbibliotheek te Breslau); en Die römische Exempelmarck, d.i. Summarische Erzehlung der fürnembsten menschlichen Aufsätze der römischen Kirche, aan 't eind waarvan: Kurtz Bedencken weylandt Herrn Johann Johannis a Lasco
ob den Christen .... erlaubt sey, sich in und bey dem Pabstischen Gottesdienst .... finden zu lassen (Neustadt a/d Hardt 1608) (ex. in de Preussische Staatsbibliotheek te Berlijn) met opdracht aan de gebroeders George, Wilhelm en Ludwig von Sayn, graven van Wittgenstein; tenslotte Kirchenfriedt (Mannheim 1609).
Engelbert Faber heeft ook nog een tweeden zoon gehad, die echter vóór Nov. 1578 gestorven is; is deze misschien identiek geweest met den 14 Mei 1574 aan de academie te Heidelberg ingeschreven Jacobus Faber Gostorfiensis? Een zoon van Tobias was weer Johannes Tobias Fabricius, die vanaf 6 Nov. 1617 te Heidelberg heeft gestudeerd en daarna predikant te Schlierbach bij Lindenfels en - 1631 en later - te Sonsbeck is geweest.
Dat Engelbert Faber een man is geweest, die achting genoot, blijkt zoowel uit 't feit dat zijn weduwe te Keulen door de duitsch-Gereformeerde kerk daar meermalen financieel gesteund werd, als uit 't getuigenis dat Tossanus over hem heeft gegeven.
Zie: Monatshefte für rheinische kirchengeschichte, Jrg. VI (1912) S. 340-351, 362-364; A. Kuyper, Joa. a Lasco Opera 1 (Amst. 1866) LXIX, LXX; A.A. van Schelven, Werken v. Marten Micron in Het Boek, Jrg. 1921, blz. 329, 330; dez., Zeldzame Nederlandsche Theologica in Het Boek, Jrg. 1921, blz. 118, 119; Ed. Simons, Kölnische Konsistorialbeschlüsse (Bonn 1905) 127, 151; Ed. Meiners, Oostvrieschlants kerkelijke