[Eynthouts, Arnoldus van]
EYNTHOUTS (Arnoldus van) of Eyndhout, geb. te 's Hertogenbosch 1540 als zoon van Adriaan, uit een adellijke familie, zeer in aanzien en gehecht aan den katholieken godsdienst, overleed te Leuven 10 of 11 Mrt. 1607 als abt der St. Gertruide-abdij, waar hij omstreeks 1560 was ingetreden. Reeds eenige jaren had hij de parochie Bettecom bestuurd, toen hij 1579 tot pastoor van Oosterwijk bij 's Hertogenbosch, een parochie der abdij, werd benoemd. 24 jaar besteedde hij al zijne zorg om zijne parochianen te bewaren voor het katholiek geloof. Gedurende vele jaren moest hij meermalen vluchten en zich verbergen voor de dagelijks wederkeerende benden, die alles plunderden en staken zijn huis in brand, zijne boeken en al zijn bezit roofden. 1587 werd zijne kerk verwoest en afgebrand. Verscheidene winters verbleef hij in een verborgen hol om zijne parochie niet te moeten verlaten; ten laatste werd hij gevangen genomen en tegen een zwaren losprijs vrijgelaten. Hij was een der ijverigste medewerkers in het herstellen van het gezag des konings te 's Hertogenbosch, waarheen zijn abt J.v.d. Linden werd afgevaardigd. Parma bood hem voor zijn diensten den titel van deken aan, hetgeen hij van de hand wees. Het kapittel van 's Hertogenbosch stelde hem met nog drie anderen onder de candidaten, geschikt als bisschop voor het bisdom 's Hertogenbosch. 1594 werd hij tot abt gekozen en door den koning benoemd. 13 jaren bestuurde hij de abdij, richtte een nieuw gebouw op voor de opvoeding van een twaalftal adellijke jongelingen. Van 1593 tot zijn dood bekleedde hij het ambt van conservator privilegiorum der leuvensche universiteit. Lipsius prijst den abt hoog en niet minder J.B. Grammaye, die hem in zijn werk Antiquitates Brabantiae het Lovanium Brabantiae Metropolis opdroeg, de voornaamste feiten uit zijn leven aanhaalt en den
hoogsten lof ook aan den vader en oom van Eynthouts toezwaait. De abt overleed 69 jaar oud en werd in de kerk begraven. Zijn grafschrift vermeldt J.A. Ryckel, Gallia Christ. V, 63 en Analectes.
Zie: J.B. Grammaye, Antiquitates Brabantiae (Brux. Lov. 1708); J.G.A. Ryckel, Historia S. Gertrudis (Brux. 1637) 661; Analectes hist. eccl. Belg. XXIX (1901), 100; Taxandria XI (1904), 133; Coppens, N. Beschr. Bisdom den Bosch IV, 290.
Fruytier