in Groningen tot zijn werkkring te behooren en tegen 1 Apr. 1850 volgde zijne benoeming tot hoofdingenieur, weder in de provincie Groningen. Het schijnt, dat hij goed aangeschreven stond, althans de inspecteurs noemden hem in 1842 onder de ingenieurs, die geschikt waren om in Portugal werken uit te voeren; zijn ambtgenoot Ortt van Schonauwen (II kol. 1033) werd daarvoor evenwel uitgekozen.
Hij had in de provincie, waar hij geheel inheemsch was geworden, een soort particulier bureau gevormd, waarmede hij veel verdiende. Toen tijdens zijne afwezigheid gedurende eenige weken de ingenieur van der Lee (II kol. 795) zijnen dienst waarnam, vond deze in het archief een boek met aanteekeningen over dit particuliere werk, waarvoor geen ministerieele vergunning gegeven was. Hij zond dit boek aan den minister van binnenlandsche zaken. Het gevolg was, dat van Essen bij koninklijk besluit van 2 Aug. 1854 met ingang van 1 Aug. te voren eervol uit den Rijks dienst ontslagen werd. Hij vestigde zich in 1862 te Arnhem.
Hij huwde 26 Nov. 1829 A. Blink, wed. Kromhout (overl. 18 Juli 1878) bij wie hij eenige kinderen had.
Ramaer