[Egmond, jonker Albrecht van]
EGMOND (jonker Albrecht van), heer van Merestein, datum van geb. onbekend, overl. 1596, zoon van Jan van Egmond van Merestein en Amalia van Grombach; hij was gehuwd met Sara van Brederode, natuurlijke dochter van Reinoud van Brederode, welke later hertrouwde met Amelis Uytteneng.
Egmond woonde op het huis Merestein te Beverwijk, was verwant met Hendrik van Brederode, en een halfbroeder van Frederik en Jan van Vervou (vgl. die artikelen). Hij werd door zijn huwelijk heer van Kenenburg en verkocht later Merestein aan de Reguliere monniken van Sion te Beverwijk. In 1566 teekent hij het Compromis en is 1 Sept. 1566 met Hendrik van Brederode in Hoorn. 2 Sept. 1566 was hij met eenige andere edelen te Alkmaar getuige van de plundering van het klooster der Minderbroeders, waaraan hij overigens geen deel had. 9 Oct. 1566 schrijft hij een brief aan Lumbres; in Mrt.-Apr. 1567 is hij eenigen tijd met Brederode in Amsterdam, moet de stad verlaten en wordt in hetzelfde jaar met andere edelen ontvangen in het huis van Gabbe Selsma te Leeuwarden in ‘den Vergulden Helm’. In 1567 werd Egmond door Alva ingedaagd; hij bleef steeds in briefwisse ling met den Prins van Oranje. April-Juni 1568 vocht hij onder graaf Lodewijk in Groningerland; 1 Sept. 1568 werd hij verbannen. Voorjaar 1569 was hij een der eerste Watergeuzen, die van den Prins een kaperbrief kregen. 15 Aug. 1569 gaat hij in Emden met een paar andere edelen bij de Watergeuzen een verbond aan; Aug. 1569 begeleidt hij eenige engelsche koopvaarders van de Eems naar de engelsche kust, en neemt einde Aug. 1569 bij Harwich levensmiddelen in. Hij voegt zich bij de vloot der Watergeuzen onder admiraal Dolhain en komt als kapitein op een boeier met dezen terug naar het Vlie en de Eems; begin Oct. 1569 ligt hij met zijn schip bij Knocke en gaat daar aan land; begin Nov. 1570 krijgt hij een nieuwe commissie van den Prins. 1 Apr. 1572 is hij bij de inneming van den Briel. In 1573 doet hij tijdens het beleg van Haarlem een vergeefsche poging tot ontzet; Oct. 1573 wordt hij benoemd tot krijgscommissaris. 5 Febr. 1574 redt hij Gouda voor een spaanschen aanslag. In 1584 is Egmond in Vianen.
Zie: van Leeuwen, Bat. Ill. II, 957; van Someren, Corr. de J. de Wesenbeke, 106; Bor, 1, 289; Marcus, Sententiën, 119; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 98, 106, 107; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858), I, 144, 152, 215, 288, 292; Excerpten van Verhooren Raad van Beroerten 1569, fol. 35; Altmeyer, Gueux de Mer, 6; te Water, Verbond der Edelen, II, 369, IV, bijlage H.H.; van Groningen, Gesch. der Watergeuzen, 127, 215; Kok, Vaderl. Woordenb. XIII, 201; Bruinvis, Alkmaar in den Geuzentijd, 4; Brugmans, Archivalia in Engeland, 292; Vervou, Gedenkschriften, 12; Andreae, Friesche Waterg. in Vrije Fries, 3e Reeks, V, 38.
Vogels