[Eggert, Willem]
EGGERT (Willem), Eggaert, geb. waarschijnlijk in Amsterdam, omstreeks 1360, gest. te Purmerend 15 Juli 1417, zoon van Jan, in 1393 wisselaar te Amsterdam en vermogend grondbezitter, steunde in 1392 den tegen hertog Albrecht opgestanen Willem van Oostervant. Hij was sedert 5 Juni 1399 rentmeester van Ooster- en Westergoo. Hij werd na Oostervant's optreden als graaf raad van Amsterdam en tresorier (1404-05 en 1414-15), sedert 1415 overste-tresorier, 1416-17 stadhouder van Holland, in welke functies hij belangrijke, vooral financieele diensten bewees, ook aan den graaf persoonlijk. Hij verkreeg van dezen vele voorrechten voor Amsterdam. 4 Nov. 1410 verhief graaf Willem VI hem tot heer van Purmerend en Purmerland, als nieuwe vrije en hooge heerlijkheid Purmerend, waar hij sedert 1413 het huis Purmerstein bezat aan het meer en een stad stichtte. 1414 richtte hij in de door hem mede gestichte Nieuwe kerk te Amsterdam een Collegium Theologicum op, waar op de wijze der kanonikale scholen werd onderwezen en waaraan een aanzienlijke boekerij werd verbonden. Hij speelde een belangrijke rol tijdens de regeering van Willem VI, o.a. bij het sluiten van een driejarig bestand met de Friezen (1414), en was een van diens voornaamste raadslieden op financieel gebied. Hij werd 1416 ook proost van Oudmunster te Utrecht. Na graaf Willem's dood ging E. naar zijn kasteel Purmerstein. Hij werd begraven in de Nieuwe kerk te Amsterdam, in een eigen koorkapel. Hij liet één zoon na, Jan, en drie dochters: Aleyd, gehuwd met Gerrit van Zijl, Johanna, geh. met Reinout van Brakel, en Imme, geh. met Willem de Grebber(?).
Van zijn portret bestaan prenten door R. Vinkeles en C.W. Mieling (in Scheltema, Aemstel's Oudheid III).
Vgl. over hem: Wagenaar, Amsterdam I, 141, 145, II, 108, 369, III, 196; Scheltema,
Aemstel's Oudheid III, 55 vlg.; J. van Lennep, Holland, 1859, 5; ter Gouw in Amst. Taf., 65