en Duitsch) vele diensten bewees. Sinds 1406 bekleedde hij dit ambt onder de hertogen Antonius (overl. 1415), Jan IV (overl 1427), Philippe I (overl. 1430), Philippe II (overl. 1467). Hij was gehuwd met de adellijke jonkvrouw Hildegonda van Olmen. Zijn zoon Ambrosius was sinds 1425 eveneens secretaris van den hertog. Meermalen maakte Edmond de Dynter deel uit van gezantschappen door den hertog afgevaardigd, o.a. 1412 naar Praag bij koning Wenzeslaus VI, in 1414 naar het concilie van Constanz, en in Aug. 1414 naar den roomsch-koning Sigismund. Aan het hof van hertog Jan IV ondervond de secretaris vele onaangenaamheden, wegens de moeilijkheden tusschen den hertog en zijn echtgenoote Jacoba van Beieren. Edmond de Dynter werd met groote plechtigheid ontvangen te Leuven Aug. 1426, toen hij brieven van den hertog bracht ter uitvoering der bulle van paus Martinus V, om de universiteit op te richten. Door den dood van zijn vrouw kreeg hij een afkeer van het leven aan het hof en verlangde naar rust na een arbeid van 40 jaar. Hij verkreeg een kanunnikdij in de St. Pieter te Leuven maar verbleef meestal te Brussel of in het klooster te Korsendonk, waar hij vele vrienden had.
Edmond de Dynter bekleedt een voorname plaats onder de geschiedschrijvers van ons land door zijn Kroniek der hertogen van Brabant geschreven tijdens de tien laatste jaren van zijn leven. Zij heeft een groote waarde, omdat hij als secretaris op de hoogte was der politieke gebeurtenissen en hij vele documenten heeft afgeschreven, die hij in de kroniek heeft opgenomen. Zij eindigt met het jaar 1442. Vele schrijvers hebben er gebruik van gemaakt. Aubertus Miraeus, 1611, en Gasp. Gevartius 1676, hadden het plan ze te doen drukken. Paquot, Mémoires IX, 306 meldt, dat ze op het punt was te verschijnen door toedoen van graaf Cobenzl, doch door omstandigheden bleef het bij een pogen. Mgr. de Ram gaf de kroniek uit in drie zware deelen in 4o met een levensbeschrijving van den schrijver onder den titel: Chronique des ducs de Brabant (Bruxelles 1854-60).
Edmond de Dynter overleed in zijn huis te Brussel bij de Montagne de la Cour en werd in de kerk van Sint Jacobus van Coudenberg begraven, waar zijn zoon een gedenkteeken met opschrift deed plaatsen, dat bij de verbouwing der kerk in 1776 verdween.
Het portret van de Dynter werd gegraveerd door Ph. Galle naar een schilderij in de kerk van St. Jacob te Coudenberg en geplaatst in Miraeus, Elogia illustrium Belgii scriptorum (Antv. 1608) 194, in Foppens, Biblioth. Belg. I, 261, in de uitgave van de kroniek door Mgr. de Ram en in het werk van van Even. De Koninklijke bibliotheek te Brussel bezit nog verschillende handschriften der kroniek, o.a. die, welke in bezit waren van Gevarts en Miraeus.
Zie: Biogr. Nat. Belge VI, 440-444; Daris, Hist. dioc et princ. de Liège pendant le 15e siècle (Liège 1887) 263-64; van den Gheyn
Catal. des manuscrits de la Bibl. Royale de Belgique (Brux. 1908) VIII, 257-262, no. 5642-50; van Even, Louvain dans le présent et le passé (Louv. 189) 552; La Chronique de Dynter éditée par Mgr. de Ram in La Belgique IX (Brux. 1860), 620-647.
Fruytier