Emden. In het voorjaar 1569 behoorde Frederik van Dorp tot de eerste Watergeuzen die van den prins van Oranje een kaperbrlef ontvingen; in Aug. 1569 stond hij in verbinding met den voogd van Borkum. 1 April 1572 was hij bij de inneming van den Briel door de Watergeuzen. 23 April 1574 was hij tegenwoordig bij den zeeslag bij Reimerswaal, 3 Oct. 1574 bij het ontzet van Leiden.
Van 30 Sept. 1575 tot 2 Juli 1576 was Frederik van Dorp als vaandrig in Zierikzee, tijdens het beleg, en wordt in 1577 door Oranje tot kapitein van een zeeuwsche compagnie benoemd, wat hij lang blijft; 12 Maart 1579 tot 29 Juni 1579 helpt hij Maastricht tegen de Spanjaarden verdedigen, wordt gevangen genomen, maar komt tegen een losgeld vrij. In 1582 is hij bij de verovering van Aalst, moet in 1584 Brussel verdedigen, en neemt einde Juli 1584 het fort Liefkenshoek. In 1586 is hij luitenant-kolonel, 2 Maart 1590 met staatsche soldaten in Breda. In 1591, na de verovering van Nijmegen, is hij in garnizoen aldaar, in 1593 generaal-majoor van Zeeland. In 1596 zenden de Staten hem als kolonel van een zeeuwsch regiment naar Frankrijk tot hulp aan Hendrik IV, waar hij zich zoo onderscheidt, dat hij tot ridder wordt geslagen. Van begin Juli 1595 tot 18 Aug. 1595 is hij bevelhebber van Hulst, maar moet de stad aan de Spanjaarden overgeven; 1601 kolonel van een zeeuwsch regiment binnen Oostende; 20 Febr. 1602 wordt hij gouverneur van Oostende en verdedigt die stad moedig anderhalf jaar lang; in 1606 is hij nog bij het beleg van Brunswijk als generaal der artillerie onder Ernst Casimir. Hij overleed in 1612 te Tholen. Een zoon uit zijn tweede huwelijk, eveneens Frederik geheeten, dl. I, kol. 745.
Zie: van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 144; Bor, I, 289; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 121; van Groningen, Gesch. der Waterg. 127; van Leeuwen, Bat. ill. II, 936; te Water, Verbond der Edelen II, 345; Kok, Vadert. Woordenb. XII, 623; Nagtglas, Heldhaftig Zeeland, 164; ten Raa en de Bas, Het Staatsche leger II, passim.
Vogels