Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 447]
| |
Zijne ouders waren Arnoldus Dionysius Donders en Petronella van den Brekel. Op zeer jeugdigen leeftijd toonde de knaap neiging tot het priesterschap en niet tegenstaande den onbemiddelden toestand zijner ouders, gebrekkigen aanleg voor de wetenschap en de noodzakelijkheid om reeds spoedig als weversgezel voor het huisgezin den kost te helpen verdienen, bleef hij vast vertrouwen eenmaal priester te zullen worden. Eindelijk werd hem in 1831 de poort van het Klein-Seminarie te St.-Michielsgestel ontsloten. Als knecht-student mocht hij den tijd, die hem na het huiselijk werk overbleef, aan de studie besteden, totdat de Overheid hem van allen handenarbeid ontsloeg en hij zich geheel aan de wetenschappelijke voorbereiding tot het priesterschap kon geven. In 1837 waren de gymnasiale studies voltooid. Na eenige vergeefsche pogingen om in een kloosterorde opgenomen te worden ging hij naar het Groot-Seminarie, eerst te Nieuw-Herlaar onder St. Michielsgestel, daarna te Haaren, en volgde er den cursus der wijsbegeerte en der leerstellige en zedekundige godgeleerdheid. Den 15en Juni 1841 bereikte hij het doel zijner wenschen en jarenlange voorbereiding, toen hij op den huize ‘Duinzicht’ te Oegstgeest door mgr. van Wyckerslooth tot priester werd gewijd. Sindsdien verlangde hij nog vuriger zich zoo spoedig mogelijk te gaan wijden aan het bekeeringswerk der heidenen in Suriname en te vertrekken naar de Hollandsche Missie, voor welke hij zich jaren te voren aan den apostolischen prefect mgr. Grooff had opgegeven. Na gedurende korten tijd geestelijke hulp te hebben verleend in Warmond, ging hij den 1 en Aug. 1842 te den Helder scheep en landde 16 Sept. daaropvolgend in Paramaribo. Hier heeft Petrus Donders veertien jaren als hulppriester gearbeid èn voor de reeds bekeerde Christenen èn voor de nog heidensche plantageslaven. Dan werd hij pastoor van de melaatscheninrichting ‘Batavia’. Onmogelijk te melden, wat hij daar van 1856 tot 1866 voor het godsdienstig, zedelijk en maatschappelijk welzijn der arme melaatschen heeft gedaan. Zielsblijde was hij, toen hij, in de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers getreden, als Redemptorist van 1867 tot aan zijn dood in 1887 bijna onafgebroken zijn apostolaat onder de melaatschen mocht voortzetten met algeheele opoffering van zich zelven, tot heil der kolonie. Nu en dan slechts verliet hij ‘Batavia’ om langs rivieren en kreken, in de meest verwijderde kampen de Indianen en Boschnegers op te zoeken en ook aan hen de weldaad der christelijke beschaving te brengen. Uitgeput door zijn meer dan 44-jarigen missiearbeid stierf de ‘Apostel der Melaatschen’ op 77-jarigen leeftijd den 14en Januari 1887 op het melaatschen-établissement ‘Batavia’, waar hij werd begraven. Zijn kostbaar gebeente werd vandaar in 1900 overgebracht naar Paramaribo, waar het thans in de kathedraal voor het St. Josephaltaar een waardig graf gevonden heeft. Na zijn dood bleef Petrus Donders voortleven in de bewondering en vereering van allen, die hem in Suriname en in het vaderland gekend hadden, en om de faam van heiligheid, welke zijne nagedachtenis omgaf, werd door zijne katholieke geloofsgenooten de wensch geuit, dat het proces zijner zalig- en heiligverklaring werd ingeleid. Dit geschiedde op bisschoppelijk gezag in het jaar 1900 en op pauselijk gezag in | |
[pagina 448]
| |
het jaar 1913. Door dit laatste feit verdient hij in de Katholieke Kerk den titel van ‘Eerbiedwaardige’. Katholiek Nederland maakt zich thans op den ‘Eerbiedwaardigen’ Petrus Donders in zijn geboortestad Tilburg een grootsch monument te stichten, den geloofs- en liefdeheld waardig. Geschriften over hem: Petrus Donders van de Congregatie des Allerh. Verlossers 1809-1887, door een Priester derzelfde Congregatie (Roermond 1894; deze levensschets werd tezamen met die van J. Romme ook uitgegeven in datzelfde jaar en in dezelfde plaats, onder den titel: Twee missionarissen onder de Melaatschen en Indianen van Suriname, door een Redemptorist); Leven van den Eerbiedwaardigen Dienaar Gods Petrus Donders C. SS. R. door N. Govers C. SS. R.., missionaris in Suriname, met een inleiding van kardinaal W.M. van Rossum (Venlo 1915); Beatificationis et Canonizationis Servi Dei Petri Donders, sacerdotis professi e Congregatione Sanctissimi Redemptoris, vulgo, ‘Leprosorum Apostolus’ appellati, s.l. et a. van Grinsven |
|