[Does, Simon van der (1)]
DOES (Simon van der) (1), geb. te Delft 18 April 1507, begr. te 's Gravenhage. Gr. K. vóór het koor, 11 April 1587, zoon van Frank Willemsz. v.d.D. en van Dieuwer van Eversdyck Simonsdr.
Hij was convooi- en accijnsmeester van Karel V in Friesland, leenman van Holland, baljuw van Vlieland en pluimgraaf van Wieringen. Hij woonde al in 1538 te Harlingen en nog aldaar 1550, maar was in 1552 al te 's Gravenhage woonachtig. Hij werd in laatstgen. plaats schepen 1554-60, 62-63, 75, 77, regent van het Sacraments Gildehuis 1555-63, 77-80, deken van dat gilde 1564-68, 1572-76, kerkmeester der Groote of St. Jacobskerk 1563, 64, 79, Schout van den Haag 1564, 65, vroedschap 1577, 81, 82 en burgemeester 1578-80. Als leenman des konings werd hij in 1567 voor commissarissen van den Hove gedagvaard tot aflegging van den nieuwen eed van trouw aan den koning en compareerde daartoe. Ongetwijfeld echter was hij de partij van den opstand toegedaan, zooals blijkt uit zijn latere functies, maar wetenswaardige bijzonderheden vonden wij dienaangaande niet vermeld. In het omvangrijke werk van J. Smit, Den Haag in den Geuzentijd, vonden wij alléén op bl. 107 een zekeren Simon van der Does genoemd, die in 1569 nog op de Voorpoort gevangen zat, maar of hij dezelfde was als de hier behandelde, is ons niet gebleken.
Hij huwde 1o. in 1537 met Elisabeth van Breene, overl. te 's Gravenhage 26 Aug. 1558, dr. van Sem IJsbrandsz. en Vincentia Syversdr.; daarna omstr. 1560 met Maria de Milde of de Wilde Jacobsdr. Uit het eerste huwelijk sproten o.a. Simon, van wien het tegenwoordig nog voortlevend geslacht v.d.D. afstamt; Willem (2) (kol. 443) en IJsbrand (kol. 444). Uit den tweeden echt o.a. Jacob, uit wien de schildersfamilie is voortgekomen.
Zie: Elias, Vroedsch. van Amsterdam I, 325; Jaarb. Ned. Adel V, 35; Wapenheraut, IX, 195; Navorscher 1881, 631; Mdbl. Ned. Leeuw XXVIII, 4; de Riemer, Beschr. van 's Grav. II, 61; Timareten, Gedenkst. in Nederl. II, 24; d'Yvoy en Beeldsnijder,