[Dodo, Zalige]
DODO (Zalige), een Fries, kloosterling van de abdij Mariëngaard, overleed 30 Maart 1231. Dodo was gehuwd, doch begaf zich in het klooster Mariëngaard, terwijl zijne vrouw in het naburige Bethlehem intrad met zijne moeder.
Na eenige jaren onder de leiding van den zaligen Siardus, abt, in het klooster te hebben verbleven, bouwde deze op zijn wensch eene kluis voor den heiligen kloosterling te Bakkeveen op de grens van Drente, waar Mariëngaarde in het veen een uithof had opgericht. Hier ving Dodo een leven aan van buitengewone versterving en beschouwend gebed. Spoedig was zijn verblijf een toevlucht van velen, die zich in zijn gebeden kwamen aanbevelen. Hij kreeg nu verlof zich te vestigen bij de Mariakapel in Haskerland in het eenzame bosch, waarheen hij zich Nov. 1225 of 26 begaf. Doch ook hier kwam men hem opzoeken en werden velen op zijn gebed op wonderlijke wijze geholpen. Hij verliet zelf zijne kluis om zijne landgenooten af te schrikken van haat en wederwraak, en hielp dit heidensch misbruik van vergeldingsrecht uitroeien. De kluizenaar, na jaren van boetedoening en buitengewone versterving, kwam om het leven, terwijl hij in gebed was verzonken in de oude kapel, die plotseling instortte en hem onder puin begroef.
De tijdgenoot van Dodo, Thomas Cantempratensis, vermeldt den kluizenaar van Haske. Ten onrechte schijnt dus de predikheer Choquetius in De Heyligen ende salighe in Nederlandt van het oorden der Predickheere (Antw. 1644) Dodo tot zijn orde te rekenen. De schrijvers der orde van St. Norbertus, v.d. Sterre, Craywinkel, le Paige, v. Herdegom enz., vermelden het heilig leven van Dodo. Op zijn graf werd een Norbertijnerklooster en kerk gebouwd, O.L. Vrouw Roosendaal te Haske. Ook te Bak-