[Dekkers, Frederik]
DEKKERS (Frederik), geb. 23 Dec. 1644 te 's Hertogenbosch, gest. te Leiden 3 Nov. 1720. Zijn eerste opleiding ontving D. in zijn geboortestad. In 1662 ging hij te Leiden studeeren in de geneeskunde onder leiding van Frans de la Boe Sylvius en Fl. Schuyl. Zijn promotie vond plaats den 1en Febr. 1668, na verdediging van een dissertatie De capitis dolore; zijn promotor was Sylvius. Van een studiereis wordt niets gemeld; D. schijnt zich dadelijk te Leiden te hebben gevestigd. Reeds in 1669 gaf hij daar uit de Praxis Barbettiana cum notis et observotionibus, welke spoedig in het Hollandsch werd vertaald (2de druk in 1674). In 1673 verschenen zijn Exercitationes practicae circa methodum medendi, auctoritate, ratione et observationibus plurimis confirmatae (2de vermeerderde druk in 1694). 15 Nov. 1694 werd hij te Leiden benoemd tot professor in de praktische geneeskunde op een jaarwedde van ƒ 1600. 20 Dec. van dat jaar aanvaardde hij zijn ambt met een rede De medicina et medendi methodo, op kosten der universiteit in 1695 bij Elzevier gedrukt. 18 Mei 1697 werd hij op eigen verzoek tevens tot professor collegii practico-medici benoemd. Een tweede redevoering hield D. bij zijn aftreden als rector magnificus den 8en Febr. 1701, getiteld Quis revera artis medicae gnarus, quid illius peritus sit dignus vocari?, welke 't eerst verscheen in de Hollandsche vertaling zijner werken van 1743. In 1707 en 1715 was D. secretaris van den academischen senaat. Hij is tweemaal gehuwd geweest. De eerste maal (16 Mei 1670) met Maria Breyne (overl. 23 April 1700) de tweede maal (24 Juli 1701) met Adriana van Aeckeren (overl. 26 Dec. 1703). Een zoon uit het eerste huwelijk, Hubert, was