burg, sedert Oct. 1795 te Alkmaar, eindelijk te 's Gravenhage (intrede op 30 Oct. 1803). Hij liet eene weduwe na en zijn eenige dochter die, ook weduwe, vijf kinderen had.
Hij schreef: Leerrede over Psalm 122:1-4 ter gedachtenis van den opbouw en de inwijding der Luthersche Kerk te Middelburg (1792); Rechtmatige treurigheid eener Christen-gemeente over den dood van haren waardigen leeraar betoogd in eene lijkreden over 4 Mozes 20:29, gehouden op ds. H. Volkertz (1796).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. II, 359; Jaarboek der Vereen. voor Ned.- Luth. kerkgesch. IV (Amst. 1911), blz. 135.
Knipscheer