Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Crabbe, Pieter]

CRABBE (Pieter), geb. te Hulst, behoorde waarschijnlijk tot de familie van Jan Crabbe, abt der Bernardijnenabdij ter Duinen bij Veurne; dit was een der voornaamste familiën van Hulst; zijne moeder wordt 1476 in de stadsrekeningen betiteld ‘Mejoncvrouw der moedere van minen heeren prelaet van de Dunen.’ In 1467 komt Pieter Crabbe in de stadsrekeningen voor als prochipape van Hulst, provisor en deken der Vier Ambachten. Ken groot ongeluk trof zijn schoone

[p. 363]

Willebrorduskerk in 1468; zij werd grootendeels door brand vernield, door het inslaan van den bliksem. De deken toog naar Gent om bij den hertog hulp en bijstand te verkrijgen voor het opbouwen der kerk. Hij schijnt niet gemakkelijk gehoor verkregen te hebben, want hij volgde ‘onsen geduchten heere’ naar Brugge en Middelburg. Meester Pieter Crabbe was in 1472 overleden; de stad ontving bij zijn dood 22 pond.

Een Pieter Crabbe werd in 1477 door den aartsdeken van Utrecht aangesteld als pastoor te Ertvelde bisdom Utrecht, thans België (Grijpink, Register op de parochiën I, 21).

Zie: Archief aartsb. Utrecht XXXV (1909),224, 228.

Fruytier