aldaar Mus. Kunstliefde: portret van een heer, 1533; Rotterdam, Mus. Boymans: Aug. v. Teylingen en zijne vrouw Judoca v. Egmont; Berlijn, verz. Kaufmann: H. Magdalena 1519, aanbidding der Koningen, 1520; Kopenhagen, Museum: David en Abigael; Cassel, Museum: Maria Magdalena en Christus, 1507, de drieeenheid, 1523; London, Nat. Galery: twee vleugels met S. Petrus en Paulus en schenkers; Berlijn, Kais. Friedr. Museum: Elis. v. Hongarije, Maria met kind en heiligen, Anna te drie; Wörlitz, Got. Haus: Christus' afscheid van Maria; Napels, Museum: geboorte van Christus 1512; verder in de musea te Weenen, H. Hieronymusaltaar, 1511, Straatsburg, Stuttgart, tryptiek, 1530, Gent, Brugge.
Houtsneden van zijn hand zijn o.a.: de ronde passie (met het wapen van Amsterdam), kruisdraging met omlijsting, H. Michael, versch. heiligen, voorstelling van het oude en nieuwe verbond, de sibyllen met de zonden en passievoorstellingen, het mirakel van Amsterdam, 1518, profeten, vlucht naar Egypte, apostelen, de Joodsche koningen enz. als ruiters, de graven en gravinnen van Holland eveneens te paard, enz.
Jac. Corn. versierde enkele boeken: Ritus ed. pasch.; olandus amstelredamus passio domini nostri 1523, hier begint een scoone stomme passy.
Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, 's Rijks Prentenkabinet: S. Cristophorus(?) en S. Erasmus, aanbidding der koningen; Parijs, Louvre: Opwekking van den jongeling van Nain; ald. coll. Rodriguez: koningin van Scheba geschenken brengend aan Salomo; Berlijn, Prentenkabinet: voorstell. van het dogma van H. Avondmaal; Frankfort, Städ. Inst.: dood van Maria; Dresden, Prentenkabinet: de vrouwen onder het kruis; Weenen, Albertina: intocht v. Christus; Praag, verz. Lanna: onthoofding van Udo, bisschop van Maagdenburg.
Zijn zelfportret (?) is in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Zie: C.v. Mander, het Leven der doorluchtighe nederlandsche en hoogduitsche schilders (Haarlem 1604); A.W. Weissman, De schilderijen in de St. Laurenskerk te Alkmaar in Elsevier's maandschr. 1911, no. 14-24; F. Waagen, Deutsche Kunstblatt 1855, 255, en Handbuch der deutschen u. niederl. Malerschule I (1862) 286/7; Woltmann u. Woermann, Gesch. der Malerei II (1882) 555; H.J. Wauters, Jac. Corn. Amst. (Brussel 1889): G. Galland, Gesch. d. holl. Baukunst (1890) 15, 496, 497; W. Schmidt in Kschr. XV (1880) 579; Gem. 14-16 Jahrh. samml. R.v. Kaufmann (Berlijn 1901); W. Bode, Repert. 1881, 298 en 1887, 44; C. Justi in Jahrb. Pr. K. II, 1881, 195; N. de Roever, in Oud-Holland 1884, 77, 1889, 4, 150, 1901, 129-33; L. Scheibler, Repert. 1887, 285, 1904, 551; M.J. Friedländer, Repert. 1903, 171; dez., Jahrb. 1909, 160; F. Dühlberg in Zeitschr. f. Bild. Kunst N.F. 1889-90, 276; dez. Frühholl. 1907; Neckar Zeit. 29. Jun. 1910; cat. Tentoonst. Brugge, 1902; cat. tentoonst. Düsseldorf 1904; J.F.M. Sterck in Oud- Holland 1895, 193; E.W. Moes in Oud- Holland, 1901, 129; E.W. Moes, aant. Rijks Prentenkabinet, afd. schilders; Cat. tent.
Utrecht 1913; Cat. tent. 's Hertogenbosch 1913; Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 339, II, 68; Hoogewerff, Ned. schilders in Italië in de XVIde eeuw 32-35; Thieme-Becker, Künstlerlexikon VII, 428; cat. Meisterwerke der K.G.G. zu Cassel; Cat. Kopenhagen 1904; Lafenestre et E. Richterberger, La Hol-