Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, Rijks Prentenkabinet: kop van een omhoogkijkenden man, kop van een jongen met hoed op, een man in een boek lezend (roodkrijt), kop van van een vrouw (roodkrijt), kop van een jongen, Joh. de Evangelist (roodkrijt), studie van een boogschietenden(?) man en een jongen, kop van een man met baret, borstbeeld van een jongen (roodkrijt); te Amsterdam, Mus. Fodor: jongenskop; te Haarlem, Mus. Teyler: kop van een jong meisje, kop van een slapenden jongen, kop van een man; te 's Gravenhage, verz. Hofstede de Groot: studiekop; te Rotterdam, Mus. Boymans: oud man, kop van een vrouw, studieblad met handen; te Franklort, Städelsches Institut: kop van een lachenden jongen; te Weenen, Albertina: staande edelknaap met beide handen een hellebaard vasthoudend, kop van een man; verz. Reitlinger: kop van een veger.
Prenten van zijn hand zijn: Christus als man van smarten, H. Sebastiaan, S. Bavo, vier studies van krijgslieden, een kruikdragende vrouw, borstbeeld van een vrouw, triktrakspelers. Naar zijn ontwerp graveerde J. Houbraken.
Zijn geschilderd portret door Frans Hals was 1868 in de coll. Münder te Parijs.
Zie: A. Houbraken, De groote Schouburgh der nederlantsche Konstschilders en schilderessen etc., (Amsterdam 1718-29) I, 350; v.d. Willigen, Les artistes de Harlem (Harl. et la Haye 1870), 198; A. Bartsch, Le peintre graveur (Weenen 1803-21), IV, 129-134; R. Weigel, Supplement au peintre-graveur de A. Bartsch (Leipz. 1843) 168, 169; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 329; Thieme-Becker, Allgem. Künstlerlexikon VII, 345; A.M. Hind, A short history of engraving and etching (London 1908), 354; Handzeichnungen alter Meister im Städ. Instit. zu Frankfort XVI, 9; E.W. Moes, aant. 's Rijks Prentenkabinet, afd. schilderijen en afd. prenten.
J.M. Blok