proost van het klooster der Norbertinessen van Keysersbosch bij Roermond te Neer. Niet lang bestuurde hij het klooster. Twee jaar later, 10 Febr. 1797, werden de nonnen uit het klooster verjaagd, nadat zij reeds vele dwangmiddelen hadden ondergaan, omdat het klooster niet bij machte was de opgelegde contributie te betalen. De proost had de wijk genomen naar Gulik, na alles vooraf geregeld en het archief gered te hebben, dat 1885 van Deurne naar het Rijksarchief te Maastricht is overgebracht. De bons werden geweigerd en onder krachtig protest verlieten de nonnen het klooster. De proost vestigde zich met de priorin, Ther. de Breff en 10 nonnen in het leegstaande predikantshuis te Deurne. Wel poogde hij het klooster te herstellen, doch zijne bemoeiingen bleven zonder gevolg. Ten tijde, dat de bisschoppelijke zetel van Luik openstond, 1 Febr. 1818, werd J. Claessens benoemd tot commissarius episcopalis met verblijf te Weert, waar hij tot zijn dood woonde. Hij bezorgde een nederlandsche vertaling met talrijke aanteekeningen van het werk Historia eccl. ducatus Geldriae van Knippenberg. Het handschrift werd gebruikt en was in bezit van J. Habets en is uitgegeven onder den titel: Kerkelijke gesch. van het hertogdom van Geldria door Knippenberg. Ook voegde hij gebeden en hymnen toe aan het boekje van Caenen, Historie van O.L. Vr. v. Cortenbosch (St. Truyden 1790) 198-279.
Zie: Govaerts, Ecrivains de l'ordre de Prémontré I (1899), 123; De Norbertijner-abdij van Averbode (Averb. 1920) 250, 255, 265; J. Habets, Gesch. bisdom Roermond III, 677.
Fruytier