[Carpentier, Pieter de]
CARPENTIER (Pieter de), geb. te Antwerpen omstreeks 1588, overleden te Amsterdam Sept. 1659, werd in 1603 als student te Leiden ingeschreven en vertrok in 1616 met het schip ‘De Trouw’ naar Indië, en wel in den rang van opperkoopman, wat op invloedrijke relatiën wijst. Hij vergezelde J. Pz. Coen, toen deze op oudejaarsavond 1618 het belegerde Jacatra verliet, om in de Molukken ontzet te gaan halen. Toen hij zich in Maart d.a.v. op Ambon bevond, kwam zijn benoeming af tot Lid v.d. Raad v. Indië en Directeur-generaal v.d. handel. Met de ontzetvloot keerde hij naar Jacatra terug, voer bij de kust van Java vooruit en stelde de benarde bezetting met de komende hulp in kennis. Toen ingevolge het verdrag tusschen de eng. en ned. compagnieën te Batavia in April 1620 een Raad van Defensie werd ingesteld, kreeg de Carpentier daarin namens de V.O.C.-zitting. Op voorstel van Coen benoemde de Raad v. Indië hem 23 Jan. 1623 met algemeene stemmen tot diens opvolger, en 1 Febr. nam hij de hooge functie op zich. Hij vervulde dit ambt geheel in de lijn van zijn grooten voorganger; door zijn meer soepel karakter wist hij weliswaar de Engelschen persoonlijk meer voor zich in te nemen, maar van zuiver zakelijk standpunt beschouwd, kregen zij van hem al even weinig gedaan als van Coen.
In de eerste maand van zijn bestuur had de beruchte ‘Ambonsche moord’ plaats, welke tragedie zich overigens reeds geheel had afgespeeld, voor hij er mede in kennis werd gesteld. Bij de dreigende gevolgen heeft hij echter den Gouv. van Ambon, Herman van Speult, steeds de hand boven het hoofd gehouden.
Na de bekende poging der Engelschen om in 1625 op 't eiland Lagundi in straat Soenda een Anti-Batavia te stichten, welke onderneming mislukte door de groote sterfte der Engelschen aldaar en doordat de Carpentier het nabijgelegen eiland Sebesi tijdig wist te bezetten, verlieten zij in hetzelfde jaar Batavia voorgoed en vestigden zich geheel zelfstandig op Bantam. Daarmede was de samenwerking tusschen de beide Compagnieën feitelijk verbroken.
Onder leiding van Jan Carstensz. had in 1623 met de jachten ‘Pera’ en ‘Arnhem’ de beroemde ontdekkingstocht naar Nieuw-Guinea en Australië plaats, waaraan de naam van de golf van Carpentaria herinnert. In ditzelfde jaar voerde de Carpentier in Indië de eerste kerkenorde in en sloot hij handelsovereenkomsten met Perzië, Ceylon en Malabar. Een jaar later slaagde hij er in, op Teyouwan (Formosa) in het fort Zeelandia een middelpunt te stichten voor den holl.-chineeschen handel.
Bij resolutie van 10 Juni 1625 stelde hij verder voor Batavia de eerste Weeskamer in, ‘alsoo wij bemercken ende van goeder hand dagelijcx onderrechtwerden, dat bij versterven der ouderen dezelfder onmondige naergelaten weesen .... grootelijcx vercort worden’. Deze instelling leeft nog tot den huidigen dag voort in de Wees- en Boedelkamers.
In de lastige verhouding tot de beide groote inlandsche rijken op Java, Mataram en Bantam, wist de Carpentier een modus te vinden. Door het zenden van jaarlijksche gezantschappen slaagde hij er in, een openlijke vijandschap met den machtigen Soenan van Mataram te voorkomen. Ook verkreeg hij eenige toenadering tusschen Batavia en Bantam.
27 Sept. 1627 kwam J.P. Coen opnieuw te Batavia aan en nam 3 dagen later het G.G.schap van de Carpentier over. Deze keerde 12 Nov. d.a.v. als admiraal der retourvloot naar 't vaderland terug, waar hij den 3den Juni van 't volgend jaar