donderbeitels en de vrouw Jakoba kannetjes (Arnhem 1757, 8o); De mutata Romanorum nominum sub principibus ratione; item Postumus Bataviae adsertor, Hercules Magusanus, et Deus aggerum Bataviae auctor (Utrecht 1758, 4o); Epistola de gemma Bentinchiana etc. (Utrecht 1764, 8o.); Epistola ad comitem Ottonem de Lynden de ara ad Noviomagum Gelriae reperta aliisque inscriptionibus nuper effosis (Arnhem 1766, 8o); De quibusdam depravatis locis Arnobii. In Otiis Transisalanis (Kampen z.j. 4o); Harii Sicambri Tristia, cum praefatione et additionibus (Arnhem 1766, 4o). Bovendien heeft Cannegieter zeer veel in handschrift nagelaten. De belangrijkste werken daarvan zijn een manuscript over de domburgsche oudheden, met afbeeldingen, een verhandeling over den in 1740 bij de Maliebaan gevonden romeinschen grafsteen, die tot zeer uitgebreide onderzoekingen over het verblijf der Romeinen hier te lande aanleiding gaf. Zoo heeft Cannegieter voor de oude geschiedenis van ons land tijdens de romeinsche heerschappij zeer veel nuttigen arbeid verricht, waarvan ook door latere onderzoekers dankbaar is gebruik gemaakt.
Zie: Saxe, Onomasticon VI, 471 vlg.; Strodtmann, Neues gelehrte Europa I, 14 vlg., IX, 61, 89; van Hasselt, Geldersch Maandwerk I, 364 vlg.; Versl. Kon. Akad. afd. Lett. III, 325 vgl. (over Cannegieters handschriften); Alg. Ned. Fam. Bl. 1883-84, no. 83.
Brugmans