[Bruyn, Mr. Gerrit Willem van Oosten de]
BRUYN (Mr. Gerrit Willem van Oosten de), zoon van Cornelis de Bruyn en Elizabeth van Oosten, geb. te Amersfoort 17 October 1727, gest. op Randenbroek bij Amersfoort 16 Juli 1797. Hij schijnt al vroeg te Haarlem te hebben gewoond; in 1748 werd hij althans als Harlemensis te Utrecht als student ingeschreven. In datzelfde jaar promoveerde hij daar tot doctor in de beide rechten na verdediging van een Dissertatio inauguralis de crimine autophoniae (Utrecht 1748, 4o). Hij vestigde zich daarna te Haarlem; hij schijnt vermogend genoeg te zijn geweest om geen bepaald ambt te behoeven te bekleeden of om geen rechtspraktijk te behoeven uit te oefenen. Eerst in 1787 werd hij na de restauratie van Willem V door dezen benoemd tot raad in de vroedschap te Haarlem; in 1789 en 1790 was hij burgemeester. In 1795 werd hij bij de revolutie afgezet; hij verhuisde toen naar Randenbroek, waar hij ook is gestorven. Behalve zijn dissertatie gaf hij nog een juridisch werk uit Discursus de patria potestate (Haarl. 1751, 8o). Als bekroond antwoord voor het stolpiaansch legaat verscheen van hem een Dissertatio de progressibus quos per solum rationis lumen in ethices doctrina fecere mortales qui revelationem divinam prorsus ignorarunt (Leiden 1758, 4o), dat karakteristiek is voor de toenmalige wereldbeschouwing. Ook heeft hij latijnsche verzen gedicht. Maar het meest is hij bekend gebleven door zijn historische werken. Hij schreef een Vita Hadriani Junii Hornani medici ornatissimi, ex epistolis illius familiaribus aliisque monumentis quidquid eo pertinet per otium collegit ac digessit (Miscellanea critica nova XII, 390 vlg., Amsterdam 1751). Maar vooral van waarde is zijn De stad Haarlem en haare geschiedenissen in derzelver opkomst, aanwas,
vergrootingen en lotgevallen, uit d'oudste gedenkschriften en eigene stads-registers nagespoord en beschreeven. Eerste deel (Haarlem 1765, fol.). Het tweede deel, dat door den schrijver tot 1577 is voortgezet, is nooit verschenen; het handschrift daarvan berust sedert 1859 op het gemeentearchief te Haarlem. Van Oosten de Bruyn maakte gebruik van aanteekeningen, die Pieter Langendijk had gemaakt voor een nieuwe uitgave van Ampzing's beschrijving van Haarlem. Van Oosten de Bruyn was gehuwd met Maria Croon, op wier huwelijk met hem hij een Epithalamium dichtte.
Zie: Vrugten van de rederijkerskamer De Wijngaardranken II, 32 vlg. en de daar aangehaalde bronnen; Nijhoff, Bibl. van Noord-Ned. plaatsbeschr. 16.
Brugmans