enz., die evenwel onspeelbaar waren en dan ook nooit zijn vertoond. Die eer viel wel ten deel aan zijn acht andere treurspelen, waarvan sommige zelfs opgang maakten. Zijn oudste stuk was Lucius Junius Brutus, oorspronkelijk De grondlegging der Roomsche vrijheid geheeten (1713). Zijn tweede drama was De dood van Johan en Garcias of de onzijdige regtspleeging van Cosmos de Medicis (1715), een destijds bekende tooneelstof. Van Bruins overige stukken zijn er drie nog lang op het repertoire van den amsterdamschen schouwburg gebleven: De verhinderde wraak van Cajus Martius Coriolanus (1720), De deugdzame hoveling (1720) en De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje (1721). Al deze poëzie van Bruin onderscheidt zich door vlotheid en zoetvloeiendheid; zij heeft echter weinig oorspronkelijks en gaat zelden diep. Dat is evenmin het geval met zijn arcadische werken, waarin van het oorspronkelijke herdersdicht zoo goed als niets is overgebleven, maar die hoe langer hoe meer geschiedkundige en oudheidkundige verhandelingen zijn geworden. Bruins eerste geschrift van dien aard was zijn Kleefsche en Zuid- Hollandsche Arkadia of Dagverhaal van twee reizen in en omtrent die gewesten gedaan; verrijkt met aanteekeningen van .... L. Smids M. Dr. (Amsterdam 1716, 8o; 2e dr. Amsterdam 1730, 8o). Zijn tweede werk was de Speelreis langs de Vechtstroom (Amsterdam 1719, fol.), een tekst bij platen van Stopendaal, die ook afzonderlijk zijn uitgekomen onder den bekenden titel De zegepraalende Vecht vertoonende verscheyden gezichten van Utrecht tot Muyden (Amsterdam 1719, fol.; ook met franschen titel; ook Amsterdam z.j. 4o; opnieuw uitgegeven als: De Vechtstroom van Utrecht tot Muiden.
Amsterdam, 1790, fol. en 8o). Eindelijk gaf Bruin nog in zijn sterfjaar uit de Noordhollandsche Arkadia; met aanteekeningen van G. Schoemaker (Amsterdam 1732, 8o). Daarbij sluit zich aan De lustplaats Soelen in dichtmaat uitgebreid (Amsterdam 1723, 4o; 2e dr. Amsterdam 1742, 8o), waarin deze buitenplaats van den amsterdamschen koopmandichter Christoffel Beudeker, bij Sloterdijk gelegen, wordt verheerlijkt. Al deze arcadische kunst is te geleerd en daarnaast ook te stichtelijk om dichterlijk te zijn. Maar zij geeft het Nederland van de eerste helft der achttiende eeuw zeer goed weer in zijn weelderige welvaart en zijn zelfgenoegzame tevredenheid. Daarbij geeft zij zeer veel bijzonderheden, die voor de kennis van land en volk van gewicht zijn.
Zijn portret bestaat in prent door Houbraken.
Zie: Kalff, Gesch. der Ned. Letterk. V, 446 vlg. 512 vlg.; te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ned. Letterk. III, 204 vlg., 273, 353 vlg. 396, V, 147 en de daar aangehaalde bronnen; Nijhoff, Bibliographie van Noord- Ned. plaatsbeschr. in voce.
Brugmans