Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 204]
| |
1668 predikant te Buitenpost, 22 April 1677 door de Staten tot veldprediker aangesteld. In Mei 1678 verhuisde hij van Buitenpost naar Joure; ook hier werd hij veldprediker volgens resolutie der Staten van 9 Oct. 1683. Zijne intrede als predikant te Utrecht had plaats op 24 April 1687. Hij bedankte in 1689 voor Rotterdam. Te Utrecht was hij ‘scholarch’ van de Hieronymusschool en medebestuurder van de beurs van prof. Maestricht. Als predikant te Joure schreef hij (hij kon het gesteund door de geheele classis Zevenwouden) tegen prof. Johannes van der Waeyen te Franeker en tegen Ds. David Fludvan Giffen te Nieuw-Brongerga: Waarschouwing aan de Friesche kerken en Goede zaak en goede trouw, behalve een berucht geworden ‘gravamen’ tegen de nieuwe opiniën in de heilige theologie en tegen de filosofie van den ‘paapschen’ Descartes; dit gravamen is meermalen in druk verschenen. Niettemin werd Ds. van Giffen te Sneek beroepen. Tegen den predikant Johannes Vlak te Zutphen (1674-1690) schreef Brinck: De ware leer der regtvaardigmaking benadeeld door J. Vlak, doch verdedigd en bevestigd door de Ed.-vergaderingen van de klasse en kerkenraad van Utrecht. Verdere geschriften van Brinck zijn: Toetssteen der waerheit en der dwalingen (Leeuw. 1685); Toetsteen der waerheit en der meiningen ofte verhandelinge van seckere Cartesiaansche en Coccejaansche vraagstukken (Utr. 1691); Ontschakelinge van het genaemde keten der Prophetische godgeleerdheit of schriftmatige verdediging der oude uitleggers enz. tegen de nieuwigheden en ongerymtheden van Johannes Coccejus en Henricus Groenewegen (Leeuw. 1683), twee deelen; Moetgeving aan de treurige Zions; Ongenoegsame satisfactie gedaan door den auteur van het boek de Betoverde Werelt genaamt (Utr. 1692); Prophetische godgeleerdheid (Leeuw. 1683); Over de Openbaring van Johannes; Lijkreden op Anna, gravinne van Solms; Keten der zaligheit; Schriftmatige verdediging; Over de val van den antichrist; Coccejaansche en Cartesiaansche verschillen; Geestelijk huwelijk; Brieven tegenÍ‘ Willem Deurhof. Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I (Utr. 1905), 615-617; J. Reitsma, Gesch. van de Hervorming en de Herv. Kerk, 3e dr. (Utr. 1916), 634 v.; Kerkelijk Handboek, 1910, bijl. 166, 1911, bijl. 145, 162. Ook de daar aangehaalde literatuur. Knipscheer |
|