[Breemen, Dirk van]
BREEMEN (Dirk van), uit Amsterdam, datum van geboorte en overlijden onbekend, gehuwd met Ariaantje (?) In 1566 was hij onderschout en cipier te Amsterdam en legde er zich op toe, als het mogelijk was, het prediken der
Hervormden te beletten; men zou dus besluiten, dat hij den Spanjaarden zeer genegen was. Hij woonde naast de gevangenis, leefde losbandig, hield er een bijzit op na en had steeds geldgebrek. 14 Sept. 1567 liet hij Pieter Jansz. Kies, die beschuldigd was van de hand te hebben gehad in het plunderen van het Minderbroedersklooster en hiervoor in hechtenis was gezet, uit de gevangenis ontsnappen Hij werd door den schout Pieter Pietersz. verrast en vluchtte met Pieter Jansz. Kies mede, om niet den schout in handen te vallen. Met een schuit, die hij vooruit had gehuurd, vluchtte hij naar Enkhuizen; de schout zond hem een man na, maar Dirk van Breemen was juist met een schip vertrokken, toen de bode aankwam. Zijn vrouw bleef ziekelijk in Amsterdam achter en werd scherp verhoord, maar wist nergens van. Men meende dat de rijke ouders van Kies hem hadden omgekocht. 2 Maart 1569 werd hij openlijk te Amsterdam ingedaagd, weldra verbannen, zijn goederen verbeurd verklaard en zijn boedel in 1569 verkocht. Dirk van Breemen behoorde tot de eerste Watergeuzen, die in 1569 van den prins van Oranje een kaperbrief kregen. 29 Dec. 69 klaagt de stad Bremen bij den Prins over zijn plundertochten. Begin Juli 1570 is hij van Bremen uit met drie of vier schepen naar Engeland onderweg; in Sept. 1570 neemt hij bij de kust van Noorwegen een schip uit Amsterdam; hij voer er mede naar Berckveurt (Bergenfjord) in Noorwegen en rant soeneerde daar het schip; einde Sept. 1570 is hij met twee schepen bij de oostfriesche kust; midden Oct. 1570 is hij bij den prins op het slot te Dillenburg; einde Nov. 1570 is hij weer in de oostfriesche wateren terug.
Einde Nov. 1570 ankert hij met verschillende andere schepen bij Gastmarscherziel, ten zuiden van Norden. De graaf van Oostfriesland wilde de Watergeuzen gevangen nemen en daar het ijs zijn schip tegenhield, gaf Dirk van Breemen, om niet nutteloos menschenlevens op te offeren, zich 1 Dec. 1570 over. Hij werd op het slot te Emden gevangen gezet, maar omdat hij zich op een aanstelling van den Prins beriep, kon men niet te streng tegen hem optreden. Op 12 Mei 1571 gaven burgemeesters van Emden aan een schipper uit Kampen een anker touw terug, door hem genomen. Lang werd hij vastgehouden en toen hij eindelijk vrijkwam, schijnt hij geen lust meer gehad te hebben om te gaan vrijbuiten. Zijn naam komt niet meer voor.
Zie over hem: van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 307, 308, 312; Blok, Onderzoek in Duitschland, 223; Hohlbaum in Mitteilun en aus dem Stadtarchiv zu Köln XVII, 106; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 137, 173-180; Defensionales, 58; ter Gouw, Gesch. van Amsterdam VI, 262, 263; Dietsche Warande VIII (1867), 423; Wagenaar, Beschr. van Amsterdam VI, 308; van Someren, Corr. de J. de Wesenbeke, 49; Klönne, de Vlucht van J.P. Kies uit de Boeien in Amsterd. Jaarb. 1902, 1. v.
Vogels