[Brandt, Johannes (1)]
BRANDT (Johannes) (1), zoon van Geeraert (2) Brandt en Susanna van Baerle, geb. te Nieuwkoop 6 Juli 1660, gest. te Amsterdam 13 Jan. 1708. Reeds in de Groote Vergadering van 1675 werd zijn vader verzocht ‘hem als een jongman van zeer goede hope mede in de theologie optetrekken, met presentatie, om hem als alumnus aan te nemen; terwijl die van Amsterdam ter vergelding van 's vaders goede en groote diensten in het schrijven van de Historie der Reformatie, presenteerden hem tot hunnen alumnus aan te nemen.’ Zoo werd hij student aan het seminarium der Remonstranten, waar hij in 1681 proponent werd. Hij werd in 1682 beroepen tot predikant te Hoorn, waar ook zijn vader en zijn broeder Caspar hadden gestaan. In 1684 vertrok hij van hier naar de gemeente den Haag. Een tot driemaal toe op hem door Amsterdam uitgebracht beroep nam hij ten slotte aan, omdat in den kerkeraad in den Haag de stemmen staakten over de vraag, of men op zijn aanblijven zou aandringen. Einde November aanvaardde hij zijn ambt te Amsterdam, dat hij tot zijn dood heeft waargenomen. Hij was gehuwd met Wilhelmina Kloppers. Evenals zijn broeders had hij den aanleg voor historisch onderzoek van zijn vader geërfd; aan hem danken wij de voltooiing en uitgave van de Historie der Reformatie van zijn vader.
Zijn portret is gegraveerd door J. Houbraken (naar Lubienitzki), door Chr. Lubienitzki, P. Schenck en P. van den Berge, geschilderd door J. Verkolje Sr. (bij jhr. J.P. Six te Amsterdam), Maria de Wilde, C. Lubienitzki (verk. coll. Jer. de Bosch, Amsterdam 1812), N. Verkolje en J.M. Quinkhard, de beide laatste als miniaturen in het Panpoeticon Batavum.
Zie: te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ned. letterk. II, 563, III, 159; Kalff, Gesch. der Ned. lett. IV, 568, 570; Tideman, De Rem. Broederschap, 66, 90, 279, 283, 299, 301, 449.
Brugmans