[Bossche, Franciscus van den]
BOSSCHE (Franciscus van den), priester en Norbertijner-kanunnik te Drongen, overl. te Dordrecht omstreeks 1600, was 1578 pastoor te Pauluspolder in Zeeuwsch-Vlaanderen, toen in geheel Vlaanderen een algemeene vervolging der katholieken losbrak door de calvinistische regeering. Pastoor van den Bossche moest aanzien hoe in zijne kerk alles vernield werd en deze in bezit werd genomen door een predikant, die zich in zijn pastorie vestigde. Hij vluchtte naar Brugge, doch moest spoedig deze stad verlaten, daar over alle priesters het banvonnis werd uitgesproken. Na eenig rondzwerven; viel hij in handen van eenige geuzensoldaten, die hem van alles beroofden (1580), doch naar Aalst lieten gaan, waar hij in de grootste ontbering leefde. Hij verkreeg, op voorwaarde, dat hij nauwkeurig rekening zou doen, de toelating al de inkomsten te ontvangen van de bezittingen der abdij te Aalst en omstreken. Reeds het volgend jaar 1581 werd hij gevangen gezet en eerst 1582, nadat de abt een hoogen losprijs betaald had, vrijgelaten. Toen Parma aan het schrikbewind der Calvinisten een einde gemaakt had, keerde van den Bossche naar Pauluspolder weder en bediende tevens de naburige parochie Hengstdijk. Op reis naar Drongen werd hij Sept. 1592 nabij Sas van Gent verrast door een bende geuzensoldaten, waarschijnlijk uit Axel, dat in hunne macht was. Zij namen hem gevangen, sleepten hem mede, en voerden hem naar Dordrecht in de gevangenis. De abdij, zoodra zij zijn ongeluk vernam, betaalde den geëischten losprijs, waarop hij in vrijheid werd gesteld. Op aandringen van den overste der missie, een Jezuïet, en met verlof van zijn abt bleef hij aldaar werkzaam, omdat er zulk een nood aan priesters was. Hij overleed te Dordrecht en werd op het algemeen kerkhof begraven.
Zie: J.J. de Smet, Recueil des chroniques de Flandres I, 662, 664, 667, 674.
Fruytier