[Bauldry, Paul]
BAULDRY (Paul), geb. 1639, overl. 16 Febr. 1706, heer van Iberville, zoon van Paul Bauldry en Anne Mazuré, studeerde te Quévilly, te Saumur en te Oxford. Teruggekeerd te Rouaan legde hij zich vooral toe op de beoefening van het Arabisch onder leiding van een muzelman, dien hij in Engeland had leeren kennen. Hij trouwde in 1682 met Madeleine Basnage, dochter van Henri Basnage, heer van Francquenay. Vluchteling voor Lodewijk XIV, trok hij eerst naar Engeland, en werd 4 Mei 1685 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de kerkgeschiedenis te Utrecht.
Zijne goederen werden in Frankrijk verbeurd verklaard, maar zijn blbliotheek bereikte hem, over de grenzen gebracht te gelijk met die van Basnage. Op 14 Oct. 1686 aanvaardde hij zijn ambt met een oratio inauguralis: De antiquo more convertendi haeriticos, multum dissimili ei qui nunc viget in Galliis. Op 11 Maart 1695 werd hij gewoon hoogleeraar.
Hij schreef: Eloge de Matthieu de Larroque, min. de Rouen in Nouv. de la république des lettres, Mars 1684; Firmiani Lactantii de mortibus persecutorum (Traj. ad Rhen. 1692); Réflexions critiq. sur le chap. 33 vers 3 de Job, geplaatst in Hist. des ouvr. des savants, Août 1696; Lettres sur le meme sujet (Ib. Juil. 1697); Dissert. epistol. in duo N.T. loca (1 Tim. 3:16 et Jean 19:14), geplaatst in Biblioth. nov. lib. Neocori (Kuster 1697). Aangevallen, verdedigde hij zich in: Epistola ad L. Neocorum (Id. 1699). Daarna nog eens in: Epistola alterius viridocti itidem ad L. Neocorum data ....; Nouvelle allég. ou Hist. des derniers troubles arrivés au royaume d'éloquence, dernière édit. augmentée et plus correcte, que les précédentes par les soins de Mr. d'Herville (Utr.1703); Syntagma kalendariorum (Trajec. ad Rhen. 1706).
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I (1907), 355 v.
Knipscheer