[Basseliers, Johannes]
Basseliers (Johannes) of Baselier, is waarschijnlijk een zoon geweest van den gelijknamigen middelburgschen ijzerhandelaar, die in de stad zijner inwoning meermalen tresorier, raad en schepen is geweest, en van Catharina du Pire. Na van 1651-59 't middelburgsch gymnasium te hebben bezocht werd de zoon in 1661 te Utrecht ingeschreven als theologisch student. Een aanmerkelijk deel van zijn ambtelijk leven als predikant heeft hij aan de kolonie Suriname gewijd. Waarschijnlijk is hij ook haar eerste dienaar des Woords geweest. Immers: 31 Juli 1667 kwam zij, ten gevolge van den vrede te Breda, in nederlandsch bezit, en in 1668, misschien zelfs nog in 1667, kwam hij er reeds heen, uitgezonden door de kerken der classis Walcheren. Hoezeer hij in de kolonie geacht is geweest, blijkt genoegzaam uit het feit, dat men hem er zelfs eens tot lid van den Raad van den Hove van Politie en Crimineele Justitie heeft benoemd; een benoeming, die hij echter niet heeft aangenomen. Desniettegenstaande hebben hem de autoriteiten in het vaderland, althans in financieel opzicht, steeds zeer verwaarloosd. Febr. 1669 had hij nog een deel van zijn overtochtskosten en - blijkens een brief, waarin hij verschillende bijzonderheden aangaande zijn werk biedt - in 1676 zelfs niet minder dan circa acht jaren tractement te goed. In 1689 nam zijn relatie met Suriname een eind, zonder dat blijkt of vertrek naar elders, emeritaat of overlijden daarvan de oorzaak is geweest.
Zie: Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie, S. 2, Jrg. I (1894) blz. 331, 334, 341; Koloniaal Tijdschrift, Jg. VI (1917), blz. 312, 313; Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, Jrg. XXXIX (1918), blz. 202; Archief van het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen, Jrg. 1900, blz. 26, 60, Jrg. 1901, blz. 20, 63, Jrg. 1906, blz. 17, 23; Fred.