[Agotha, Nicolaas]
AGOTHA (Nicolaas), of à Gotha, geb. 1637, overl. te Point de Gale 1718. Hij liet zich 6 Maart 1656 te Leiden als theoloog inschrijven en heeft eerst aldaar ergernis gegeven door het verbreken van trouwbeloften en later te Amsterdam door het defloreeren van zijne bruid, Sara Visvliet. De kerkeraad van Amsterdam stelde hem deswege onder censuur, Febr. en Maart 1665, maar liet hem het volgende jaar weder vrij. Hij heeft toen als vlootpredikant gediend en werd in 1668 door de classis Amsterdam naar Indië gezonden tegelijk met Petrus Berghuysen, Jacobus Rhijndijk en Johannes Caseareus (V. 106). In een brief van 22 Januari 1669 uit Point de Galle melden de broeders met vreugde de aankomst van hem en Caseareus. Onze à Gotha heeft te Galle dienst gedaan, ‘een moeilijke en weerbarstige post’, maar ook op andere plaatsen van het in drie districten verdeelde eiland, waarvan de voornaamste posten waren Colombo, Jaffna en Galle. In een brief d.d. Batavia 31 Jan. 1674 heet à Gotha predt. te Jaffnapatnam, in een uit Colombo d.d. 9 Dec. 1711 weder te Galle. Daartusschen, 1696 en 1697, heeft hij nog te Negombo gearbeid, volgens één bericht, maar daartegen pleit, dat in 1681 de predikantsplaats aldaar, wegens vermindering van garnizoen, werd opgeheven en die gemeente van Colombo uit werd bediend. Eene dochter Dina uit zijn huwelijk met de gen. Sara Visvliet huwde 22 April 1680 op Ceylon met Jac. op den Akker (IV. 20). Van zóó langen diensttijd 1669-1718 zijn geen verdere berichten tot ons gekomen. Wij zullen ook voor à Gotha moeten wachten op de wel zeer wenschelijke geschiedenis der Ned. Herv. Kerk op Ceylon.
Zie: C.A.L. van Troostenburg de Bruyn, Biogr. Woordenb. van O.I. pred. 1893, 7 (zonder opgave van bron); Album Stud. L.B. kol. 446; J. en P. Munnich, Dit deden onze vaderen in de vorige eeuw aan het volksonderrigt op Ceylon, 1849, I en II sparsim; Acta Partic. Syn. Z.H. 2-6, uitg. Knuttel, IV, 509, 579, V, 166; Grothe, Archief II, 28.
L. Knappert