Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
Barta Storms, geb. te Delft. In Mei 1549 erft Abbenbroek van zijn vader de helft van een gekocht leen, gekomen van Mr. Cornelis Claesz., gelegen in Abbenbroek, ‘dat men te leen houdt van den heere van Abbenbroek, zoon van Montfoort’, als heere van drie kwart Abbenbroek. Hij schijnt zich al vroeg met de Hervorming te Delft te hebben ingelaten; in 1568-69 komt zijn naam voor op de lijst dergenen, wier goederen zijn verbeurd verklaard. Wanneer hij op de vloot der Watergeuzen kwam, is onbekend. Toen de Spaansche vloot onder admiraal van Boschuyzen 23 Juni 1571 op de Eems bij Emden de vloot der Watergeuzen versloeg, behoorde Abbenbroek tot de gevangenen. Hij werd niet dadelijk gevonnist, maar 6 Juli 1571 met andere voorname Watergeuzen naar Robles in Groningen gezonden, om verhoord te worden. Abbenbroek was zoo ziek, dat hij niet overeind kon zitten. De Spanjaarden lieten door den ‘stelmaecker’ Johan Brouwer tegen betaling van een rijder een trog of bak maken, en hierin werd Abbenbroek door Mr. Christopher, die in Groningen het ambt van ‘schaerprichter’ bekleedde, 13 Juli 1571 onthoofd. Coendert, de doodgraver, begroef het lichaam, met die der tien andere terechtgestelde Watergeuzen, op het Broederkerkhof en kreeg hiervoor 20 stuivers uitbetaald. Zie: Kok, Vaderl. Woordenboek I, 130; van Vloten, Nederl. Volksopst. I (1858), 322; Franz, Ostfriesl. und die Niederl. 199-203; Andreae, Geuzen Troebelen in Gron. Volks- Atm. 1900, 53; van Leeuwen, Batavia Illustrata II, 827; van der Feen, de Heerl. Abbenbroek in Nederl. Leeuw, 36 (1918) 98, 102 en 38 (1920) 41; voorts Alg. Rijksarchief, Holl., Div. Rekg. 1804. Vogels |
|