[Wingia, of Winia Deitze]
WINGIA of Winia (Deitze), was in 1557 schepen van Leeuwarden en in 1566 secretaris van deze stad. Hij betuigde zijne instemming met het Verbond der edelen, waarvan een afschrift door eenige edelen in opdracht van Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode naar Friesland was gebracht (zie Te Water, Verbond der Edelen I 95 vg.). Hij speelde eene belangrijke rol bij de onlusten, die te Leeuwarden ontstonden naar aanleiding van het toezenden van een plakkaat des Konings, waarin het toelaten van de prediking der nieuwe leer ten strengste verboden werd, evenals de aansluiting bij het verbond der edelen. Over de vraag, of dat plakkaat moest worden ten uitvoer gelegd werd langen tijd beraadslaagd door den raad en de schutterij, die in de St. Vitus-kerk was samengeroepen (10 Dec. 1566). Bij deze gelegenheid hield Wingia eene krachtige toespraak, waarin hij de dwingelandij der regeering ten opzichte van de vrijheid van geweten en in staatkundig opzicht veroordeelde en waarin hij de aanwezigen opwekte, om het plakkaat niet af te kondigen. Hiertoe werd besloten. Eenigen tijd daarna zag Wingia zich echter genoodzaakt zich in Oost-Friesland in veiligheid te stellen. Hij werd door Alva gedaagd en tot verbanning veroordeeld met verbeurdverklaring van zijne goederen. In 1575 vertoefde hij nog in Oost-Friesland blijkens de opdracht van F. van Inthiema's Querela Hollandiae ad Gulielmum comitem de Marca aan hem. Hij was gehuwd met eene dochter van Bocke van Burmania.
Zie: Winsemius, Hist. (Leov. 1646) II, 90, 114; Gabbema, Verhaat van Leeuwar-