op prof. Frans Burman (IV 352), die immers 22 Sept. 1719 overleden was, en vóór de dissertatie van Hier. van Alphen, te Utrecht gepromoveerd (I 87 sub 2) en zelf ook goed hebraïcus. 26 Nov. 1724 werd hij predikant in Heemstede, 30 Juli 1725 te Vlissingen, 4 Jan. 1728 te Middelburg. Beroepen naar Amsterdam, 1740, bedankte hij, waarop de vroedschap tot dank hem hoogleeraar maakte aan hare Ill. school. Zij heette ook Collegium theologiae. Willemsen had als collega's nog van Hemert en Schorer, voor de rechten Willem Otto Reitz en voor de heel- en vroedkunde dr. Paulus de Windt. Zij gaven elke week les ‘onder een aanzienlijk gehoor’. Hij aanvaardde dat ambt met eene ‘doorwrogte en bevaltige redenvoering’ De angelis ecclesiae mysticis. Ook was hij curator der latijnsche school. Hij herdacht in 1774 zijne 50 j. evangeliebediening en 1778 zijn 50 j. dienst in Middelburg; beide preeken duurden, naar men zegt, ieder 5 uur, wat voor dien tijd niet zóó buitensporig lang is als het wellicht schijnt.
‘Jammer is 't’, zegt Vrolikhert, ‘dat men van dit doorkneed en geleerd breyn tot hier toe geen andere vruchten in 't licht ziet, dan enige predikatiën’. Inderdaad heeft hij aan de groote verwachtingen zijner jeugd niet beantwoord, al heeft Alb. Schultens hem eens als oriëntalist geroemd. Als predikant had hij eene groote populariteit, maar dit wil Nagtglas verklaard hebben uit 's mans zachtaardig karakter, dat zoo geheel paste in dien weeken en zoetsappigen tijd.
Hij was getrouwd met 1o. Anna Catharina Matthaeus, eene uit Oost-Indië afkomstige vrouw, die hem bij haren vroegen dood erfgenaam liet van een op 8 ton geschat vermogen. Er was geen testament, maar vrijwillig en onverplicht keerde de weduwnaar twee ton aan hare familieleden uit. Hij hertrouwde Juli 1738 met Elisabeth Verwout Noiret, die hem 2 Mei 1754 ontviel. Beide huwelijken waren kinderloos. Zijn middelen veroorloofden hem het bewonen van een fraai huis aan de Rouaansche kade en het houden van een buitenplaats te Gapinge. Ook had hij eene fraaie boekerij met oriëntalia en eene schilderijenverzameling, waaronder enkele van der Venne's (auctie Middelburg Aug. 1780).
Hij schreef: Gedenksteen opgericht ter gedachtenis van Isaäk Schorer, 1751 (overleden als predikant van Middelburg 19 Nov. 1750); Gekroonde steenen opgericht als banieren in 't land van den Messias, 1747, engelsche vertaling Edinburgh, 1748, zijnde de preek gehouden 21 Mei 1747 toen Willem IV den vorigen dag als stadhouder te Middelburg gehuldigd was. Ook gaf hij gedichten uit, Hertsterkte in Jehova, 1775, berijmde, stichtelijke vertoogen.
Zijn portret schilderde Jean Appelius 1774 (Kabinet Zeeuwsch Genootschap) door Reinier Vinkeles in koper gebracht.
Zie: Nagtglas, Levensber. Zeeuwen II 954-958; Vrolikhert, Vlissingsche kerkhemel 227-231; Tegenw. Staat XIX (Zeeland I) 194 vlg.; Nederlands wondertoneel, Leiden 1749. I 95-99.
L. Knappert