Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1128]
| |
vader, consul, burgemeester van Loven, had een talrijk kroost; 5 zonen en drie dochters worden opgenoemd in een akte voor notaris Heusden, 1 Aug. 1661. Petrus werd aangenomen in de abdij Floreffe en sprak aldaar zijne kloostergeloften uit, 1636. 1644 werd hij benoemd tot pastoor te Helmond parochie van Floreffe, algestaan aan Postel 1682. Na den vrede van Munster werd hem zijne parochiekerk ontnomen en de bediening van zijn trouw gebleven kudde op alle wijzen bemoeilijkt. Zijn abt benoemde hem 1654 tot president van het kollege van Floreffe aan de universiteit te Leuven. Goovaerts is in de meening, dat hij president van het kollege der Norbertijnen was te Leuven, doch slechts korten tijd en dat hij hierom niet voorkomt op de lijst medegedeeld in de Annales Ord. Praem. I, 531. De abdij Floreffe had een afzonderlijk kollege gesticht, 1628, dat Willemaers bestuurde tot zijn dood. Ten onrechte vermeldt Schutjes (Gesch. Bisd. 's Bosch IV, 126), dat Willemaers, hoewel president, de parochie Helmond bleef besturen. Hij werd Juli 1657 door den abt van Floreffe afgevaardigd naar het nonnenklooster Wenau in Westfalen om een onderzoek in te stellen, of het zich werkelijk aan de jurisdictie van Floreffe wilde onttrekken. Bij zijn dood liet Willemaers in handschrift achter: Geschiedkundige aanteekeningen over de parochie Helmond. Zie: Analectes Hist. Eccl. Belg. X (1873) 422-425; XIII (1876) 58; XXIII (1892) 234; Goovaerts, Ecrivains de l'Ordre de Prémontré, II, 398 (Brux. 1907) en de door hem aangehaalde schrijvers; Coppens, Beschr. Bisdom 's Bosch III, 372; Barbier, Hist. de Floreffe (1892) I, 351. Fruytier |
|