[Walle, Dionies van]
WALLE (Dionies van) grijnwever, wonende aan de Korte Koppenhincksteeg te Leiden. Hij verscheen in 1588 voor de synode te Schiedam, ‘clachelijck te kennen gevende, hoe dat de wederdooperen (sic! lees: doopsgezinden) hem zijn wijf, genaemt Maeyken van Rebaus, met zijne kynderen nu an de 14 maenden ontvoert ende genomen hadden ende begeerde’, dat de synode haar terug zou laten komen. Zelfs zouden zij, volgens getuigenis van Neesken Backers en Peeter Backer, haar zoon, te Warmond, gezegd hebben, ‘dat den voerscreven Dionies zijn huysvrouwe niet wederom soude hebben soelange zij vruchtbaar was ..’ De synode, niet ten onrechte vertoornd over deze ‘menschendiverie’, gaf den man zooveel troost als zij kon: de leidsche magistraat had al besloten dat de vrouw met klokslag zou worden ingeroepen. Uit het onderzoek, door den schout Foy van Broechoven ingesteld, bleek, dat Dionies niet zoozeer beroofd was van zijne vrouw, dan wel door haar verlaten, zooals zij vroeger ook al in Haarlem gedaan had ‘omme vant kinde dar mede sij swanger was heymelijcken te geleggen ten eynde tselve haer kint niet en soude worden gedoopt’. Zij wil echter terugkeeren, als Dionies belooft het niet gereformeerd te laten doopen. Doch daarop is de zaak afgestuit. Wij hebben hier een duidelijk voorbeeld van de echtmijding als gevolg van den ban bij de strenge doopsgezinden. Wanneer een man of vrouw uit de gemeente gebannen was, dan moest zelfs de echtgenoot hem of haar met de gemeente mijden. De zachtere groepen onder hen waren daar echter tegen. Menno, aanvankelijk ertegen, verklaarde er zich later voor, waarvan hij echter op zijn sterfbed berouw toonde. De echtmijding voerde tot velerlei ellende, vooreerst tot ontucht en overspel, als
de gemedene ‘de gave der onthouding niet bezat. Dan geschiedde het menigmaal, dat als eenige totter doodt toe van hare huysvrouwen deerlijck sijn berooft ghebleven’, zij de hand aan zichzelven sloegen. Of, kalmer maar niet minder tragisch, men deelde kinderen en goederen en zag elkander niet weder. Wel begrijpelijk zeide Jan Vos in een zijner puntdichten:
‘Gij bant het wijf als 't met haar echte man wil ceten,
Zoo 't bannen duivels is, zoo moet gij duivels heeten’.
Men zou wenschen te weten, of Dionies behoorde onder één van de drie gevallen van zelfmoord, op dit jaar 1588 wegens echtmijding vermeld.