[Vries, Joannes de]
VRIES (Joannes de), geb. te Huins bij Makkum 13 Mei 1823, overl. te Semarang 27 Mrt. 1887. Eerst op
twintigjarigen leeftijd begon hij zijn latijnsche studiën aan het gymnasium te Ravenstein; den 25 Sept. 1848 trad hij te Drongen (België) in de Sociëteit van Jezus, werd 15 Sept. 1855 te Leuven priester gewijd en was daarna te Katwijk en Culemborg in het onderwijs en te 's Gravenhage in de zielzorg werkzaam. In 1863 vertrok hij naar de missie van Ned. O.-Indië en kwam 21 Sept. te Batavia aan. Zijn helder verstand, degelijke kennis, ijzeren gestel, stalen werkkracht en vooral zijn hartelijke toewijding wonnen hem overal achting en eerbied. Hij arbeidde achtereenvolgens te Batavia, Soerabaja en Ambarawa, tot hem in 1868 door zijn bisschop Mgr. Vrancken met goedvinden der Regeering werd gelast, een dienstreis te doen in de Minahassa. Daar woonden reeds verschillende inlandsche katholieken, die tijdens hun militairen dienst op Java tot den katholieken godsdienst waren overgegaan, en in hun land van alle geestelijke hulp waren verstoken. Op die reis bezocht pastoor de Vries de verspreide katholieken en diende o.a. 254 doopsels toe. Om verschillende redenen verzochten ook niet-katholieke ouders den pastoor hun kinderen te doopen, en deze weigerde niet. Dit had een storm van petities, beschuldigingen en lasterberichten van den kant der zendelingen en anderen ten gevolge. Te Batavia werd de zaak door de Regeering zeer hoog opgenomen, en zelfs Mgr. Vrancken meende aanvankelijk hem al te groote voortvarendheid te moeten verwijten; doch later beter ingelicht, erkende hij zijn vergissing. In 1871 werd De Vries benoemd tot missionaris te Soengeislan op Banka, waar verwikkelingen met de gouvernementsambtenaren moesten ontward en
uit den weg geruimd. worden. Dag en nacht werkend onder leiding van een chineeschen taalleeraar, kon de 48-jarige na twee maanden zijn eerste onderrichting in het Chineesch houden. Op dienstreizen bezocht hij de residenties Riouw, Oostkust van Sumatra, Palembang, Biliton en Wester-afdeeling van Borneo. Zijn tochten in de districten Palembang en Benkoelen werden nog jaren later door de bewoners besproken: hardgebakken brood, een paar eieren en een weinig koffie was alles wat hij dan gebruikte. Dikwijls liep hij blootshoofds, soms ook blootsvoets. Toch was hij altijd opgeruimd. Na zes jaar riep hem Mgr. Claessens naar Batavia om zich van zijn raad en hulp te bedienen. In 1882 werd hij regulier overste der missie en koos zich tot standplaats Semarang, waar hij verbleef tot zijn dood. Hij schreef verschillende catechismussen voor Ned. O.I. en een zeer gewaardeerd Handboek der Christelyke leering voor Nederlandsch Indië (Rotterdam 1875).
Zie: Berichten uit Ned. O.I. voor de leden v.d. St.-Claverbond 1900, I, 21-47; A.v.d. Velden, De Roomsch- Katholieke Missie in Ned. O.I. 1808-1908, 176-180, 216 v.
van Miert