[Vrient, Vrientius]
VRIENT, Vrientius, (Maximilianus de) geb. op het kasteel Zandenburg bij Veere 31 Jan. 1559, overl. te Gent 27 Dec. 1614 als secretaris der stad, is bekend als latijnsch dicbter. In latijnsche verzen gaf hij zijne korte levensbeschrijving, afgedrukt bij Paquot X 65-66, waaraan de bibliografen Sanderus, Sweertius en Val. Andreas, Foppens, Bibl. Belg; Biogr. Nationale, de bijzonderheden van zijn leven ontleenden. Max de Vrient had tot peter den heer van Veere en Vlissingen, Maximilaan van Bourgondië. Zijne ouders waren Gentenaars. Welke de reden van hun verblijf op Zandenburg was, vertelt de Vrient niet. Zij keerden naar Gent terug, waar de jonge Maximiliaan zijn eerste studiën volbracht. Als meester der poësie had hij Josse van den Kerchove.
Hij studeerde te Leuven de filosofie; in Parijs maakte hij kennis met de studie der rechten; hij reisde dan in Italië, verbleef te Rome, Napels en Venetië. Bij zijn terugkomst was zijn vader overleden en moest hij diens ambt waarnemen. Hij huwde met N. Hardewijn, dochter van een gegoede familie te Gent. Om zijn gehechtheid aan den katholieken godsdienst werd hij gevangen gezet en daarna verbannen. Zijn echtgenoote, die zijn wedewaardigheden deelde, stierf bij de geboorte van het eerste kind. Toen de Vrient hertrouwde in 1590 met Josina Vijts, was hij secretaris der stad Gent. De Vrient was een dichter van zijn tijd. Vele zijner verzen vindt men in de werken van Sanderus, in Flandria illustrata en als opschriften onder portretten.
Een gedeelte zijner verzen gaf hij in druk. Paquot vermeldt er zes uitvoerig. De meeste zijn lofdichten op zijne vrienden, zooals: Masius, bisschop van Gent, Jacobus DeIrio en Wilh. Delcastillo, abten van Baudeloo. Het portret van den eersten bisschop van Gent, Jansenius van Hulst 1564-1579, prijkt eveneens met een vers van De Vrient. Hij onderhield briefwisseling met vele dichters en letterkundigen als Sweertius, Dan. Heinsius, Justus Lipsius, J.v. Zevecote enz.
Zie: Paquot, Memoires Litt. X, 61-66.
Fruytier