1566. Niet te vergeefs had heer Arent zich in zingen en dichten geoefend. 10 Jan. 1567 heeft er toen een ‘examen’ plaats gehad ‘opte Requestcamer’, voor den procureur-generaal van het Hof en den raadsheer Mr. Jan van Lezaenen, waarbij o.m. nog bleek dat heer Arent bij het sermoen placht te zeggen: ‘dit sijn de woorden van der H. Evangelie deur wiens cracht en macht God vergeve alle onsen sonden’. Daar hij niet beloven wilde op zijnen weg te keeren, verbood het Hof hem bij vonnis van dienzelfden dag ‘so wel sijn predicatiën als andere exercitiën van de Religie’. Maar hij heeft zich in dat gareel niet laten sluiten en is voortgegaan met prediken in zijne oude gemeente. Toen, weder gevangen genomen, is hij ter dood veroordeeld. Doch zijne gevangenschap duurde lang, omdat de bisschoppen van Haarlem en Roermond zich niet tot zijne ontwijding en die zijner medegevangenen, ook priesters, hadden willen laten vinden, zooals blijkt uit brieven van President en Raden van Holland aan Alva gedagteekend 9 Febr. en 28 April 1569. Toen zaten zij dus reeds gevangen. Ten slotte heeft 27 Mei 1570 de degradatie plaats gehad door ‘den eerw. vader in Gode den bisschop van 's Hertogenbosch’, door Haemstede uitvoerig beschreven. Daarna kon 30 Mei eindelijk het vonnis worden voltrokken. Met heer Arent werden verbrand Adriaen Jans van Berckou, sinds 1560 pastoor van IJselmonde, Sybrand Jansz. sinds 1562 pastoor te Schagen, maar Mei 1567 uitgeweken ‘uyt oirsake dat hij sijn meysken getroudt hadde tot een echte huysvrouwe’, (wat reeds in het geding tegen Jan de Bakker de inquisitie zware misdaad achtte als bedreigende de instelling van het coelibaat) en eindelijk Wouter Symonsz. eertijds
karmeliet en priester, sinds predikant der ‘gedamneerde religie.’ Men heeft de vier martelaren uit vrees voor het volk eerst geworgd en eerst toen verbrand.
Zie: Sententiën 's Hofs van Holland, fol. 468r-469r; copie door R. Hogerbeets op leidsch archief, d.d. 2 Sept. 1613; van Haemstede, Historiën der vrome martelaren, uitg. 1645, fol. 399r-405r; Marcus, Sententiën .. van Alva, 1735, 385; Brandt, Reformatie, I 509 vlgg.; Balen, Dordrecht 1677, 838; van Bleyswijck, Delft, 1667, I 432 vlgg; Studiën en Bijdragen III 192; J. van Vloten, gaf in Kerkhist. archief 1859, II 266-275 de beide brieven van het Hof aan Alva en in idem 1862, III 123-128 het getuigenverhoor, 128-133 de 41 artikelen, 133-138 het examen op de rekestenkamer, 238-250 het examen op de examineerkamer 24 Mrt. 1568; Bijdr. Gesch. bisdom Haarlem XIII 392; van Vloten, Nederl. Geschiedz. I 356 vlg. 380-384, II xix; van Lummel, Nieuw Geuzenliedboek 5 vlg. Voorts Bibliogr. des martyrol. prot. néerl. 1890 I i.v. Vos, II 787.
L. Knappert