over elkaar. 18 Sept. is V. weer in den Haag, waar hij woont in het Oude Hof, dat aan den koning van Pruisen behoorde. In 1743 vinden wij den beroemden schrijver wéér in Holland. Hij had zich zoo onmogelijk gemaakt in Parijs door zijn epigrammen op zijn vijanden, die hem een nederlaag hadden bezorgd bij de verkiezing van een lid van de Académie Française, dat zijn invloedrijke vrienden hem een zending opdroegen, die hem voor eenigen tijd tot een verblijf buiten Frankrijk dwong. Men wilde de ware bedoelingen leeren kennen van Voltaire's koninklijken vriend Frederik. Hij begaf zich eerst naar den Haag, waar de koorts en de veldtocht van Frederik in Silezië hem dwongen nog wat te blijven. Hij was gehuisvest, als 3 jaren geleden, in het Oude Hof,
Sous vos magnifiques lambris,
Très dorés autrefois, maintenant très pourris,
Emblème et monument des grandeurs de ce monde,
zooals hij aan Frederik schrijft.
Intusschen speelt hij in den Haag een wat verdachte rol, daar hij, schijnbaar verbannen, vertrouwelijke mededeelingen, die hij opvangt, aan de fransche ministers overbrengt. Hij vermaakt zich weer kostelijk in den Haag, maakt kennis met Willem van Haren, over wiens gedicht Leonidas en andere oden men zich in Frankrijk bezorgd maakte, daar hij zijn volk aanzette Maria Theresia te steunen tegen Frankrijk. Voltaire trachtte te bewerken, dat de door hem bewonderde van Haren den gezant te Parijs, van Hoey, zou vervangen, wat niet gelukte.
Na eenigen tijd begeeft hij zich naar Berlijn, waar hij den koning eenige vragen voorlegt, die deze met grapjes beantwoordt.
Hij woont dan afwisselend te Parijs, Cirey, Lunéville en neemt dan het aanbod van den koning van Pruisen aan, die hem rust en vrijheid belooft. Hij komt in Juli 1750 te Potsdam aan. Eerst is 't een verrukking, maar langzamerhand betrekt de lucht, zij scheiden als vijanden. In Maart 1753 verlaat hij Pruisen. In 1755 woont hij bij Genève in een huis, dat hij Les Délices noemt. Maar hier verontrust hij de calvinistische magistraat en opnieuw verhuist hij naar Frankrijk, waar hij te Ferney in 1760 zijn verblijf vestigt.
In 1748 had zich bij Voltaire een jongmensch uit Groningen aangediend, Gerard Nicolaas Heerkens, die na een voorstelling van Sémiramis niet rustte, voor hij den vermaarden schrijver had ontmoet. Hij werd goed ontvangen: het gesprek liep over hollandsche vertalingen van Voltaire's tooneelstukken, over de Henriade en de uitspraak van 't Latijn. De bezoeken werden herhaald en toen Heerkens Parijs verliet, nam hij met tranen in de oogen afscheid van den bewonderde schrijver. In Groningen teruggekeerd, correspondeerde Heerkens veel met hem. In 1759 deed Heerkens, die te Groningen dokter was, een reis door Italië. Na een verblijf van 9 maanden sloeg hij den weg naar 't vaderland weer in. Toen hij den 12en November 1760 te Chambéry, bij Ferney was, besloot hij den grijzen ‘patriarch’ te gaan bezoeken. Hij werd vriendelijk ontvangen, maar vond zijn dichter zeer veranderd: hij kon nu slechts in hem zien een vijand van den godsdienst, een slecht burger en een ruziezoeker. Heerkens schijnt een twist met zijn gastheer gehad te hebben en bleef maar vierentwintig uren te Ferney. Een familietraditie wil, dat Voltaire, toen Heerkens gezegd had, dat hij met hem wilde breken, antwoordde: ‘Je crains plus vos médecines que vos reproches’.
Wij moeten ons geen illusies maken omtrent de