dag daaromtrent uitspraak had gedaan. Nog in 1563 sloeg hij evenwel munt als heer v. Reckheim (ook Reckum genoemd), al was het proces over de zaak nog niet afgeloopen. (Revue de la numismatique belge (1850) 187, met verwijzing naar het art. van T.C.G. Guyot in de Bijdr. Vad. Gesch. IV, 294 vgl.
Een andere zaak zou heer Willem zelf aangebracht hebben voor het Kamergerecht - naar aanleiding van een grensgeschil met den hertog v. Gulik - als niet diens commissarissen (en wel op 10 Jan. 1551) een minnelijke schikking hadden weten tot stand te brengen, waarbij de betwiste grond ter verbetering van het leen v. Dalenbroek voor altijd aan Willem (4) v.V. werd afgestaan (zie o.a. Publ..... de Limb. XXVI, 158 vlg.).
Hoe de heer overigens zijn gebied wist uit te breiden, zagen wij boven reeds ten opzichte van Rötchen en Orsbeck, op 6 April 1560 gekocht van Herman, graaf v. Nieuwenaar en Meurs, en van Anna v. Dhun, weduwe van Gumprecht, graaf v. Nieuwenaar en Limburg (A. Fahne, die Dynasten, Freiherren und Grafen v. Bocholtz II 145).
Evenals zijn vader en zijn broeder Balthasar (voorg. art.) neigde ook Willem sterk tot het Protestantisme.
Bij zijn vrouw Anna (Margaretha) v.d. Donck (overl. vóór 26 Juli 1561) had hij twee zoons, Willem, na zijn moeder, maar toch ook vóór genoemden datum overl. en Hendrik, eveneens vóór zijn vader gestorven (misschien ook reeds in, 1561). Hem overleefden drie dochters:
1. Odilia, erfvrouw v. Odenkirchen en gehuwd met Floris v. Boetzelaer (Gen. en Her. Bl. IX 213), beiden woonachtig in het land v. Kleef en aldaar ijverige voorstanders der nieuwe leer (Nav. LV 46); in 1572 met genoemde heerlijkheid beleend, moet heer Floris kort daarop overleden zijn, want in 1574 wordt Odilia al weduwe genoemd. Vgl. ook: F. Nettesheim, Gesch. der Schulen im alten Herzogthum Geldern (Geldern 1881) 259.
2. Alvera(r)dis of Alverta (ook Alverata; zelfs Alferarda bij Ferwerda II 8st Gen. Bentinck) overl. 2 Juni 1606, erfgename v. Obbicht (Biecht), welke heerlijkheid door haar ten Zutphensche rechte verheven werd. Ook bezat zij Papenhoven en Wolfrath en was gehuwd met Karel van Bronckhorst en Batenburg, en, na diens dood, in 1580 hertrouwd met Philip of Filips v. Bentinck, gouverneur v. Stra(a)len (21 Aug. 1579) en drost v. Montfoort (vgl. ook Publ..... de Limb. XX 25 vlg.).
3. Anna, overl. 1615, erfvrouw v. Dalenbroek, in 1564 gehuwd met Hattard (Harthard) v. Palan(d)t (naar Wiedemann 392 met een v. Byland vgl. echter 395) die tevergeefs zocht (17 Nov. 1565) deze heerlijkheid weer tot een leen v. Heinsberg te verheffen, waarover ook reeds Willem (zie aldaar) moeilijkheden had gehad met hertog Karel v. Gelre (die hardnekkig op verheffing van het leen te Arnhem was blijven staan). Een eeuw lang was de vrijheerlijkheid Dalenbroek, in 1457 een pand van de familie Vlodrop, haar eigendom geweest.
8 Oct. van het volgend jaar hernieuwt Willem v.V. den eed van trouw als voogd dier stad. In 1477 bezegelde hij mede den verbondsbrief van het verbond tusschen Lodewijk v. Bourbon, bisschop v. Luik en Katharina v. Gelre. 26 Sept. van dat jaar komt hij voor met zijn zoons Ger(h)ard en Jan (Johan) (zie art.), toen zij beloofden (aan den magistraat v. Roermond) het slot van Montfoort