[Vitringa, Anne Johannes]
VITRINGA (Anne Johannes), rector van het gymnasium te Deventer en hoogleeraar aan het toenmaligen athenaeum aldaar. Geb. 29 Sept. 1827 te Harderwijk, uit het huwelijk van Mr. Campegius Lambertus V. (die volgt) en Alida Schede; overl. 5 Dec. 1901 te 's Gravenhage.
Na zijn jeugd te Harderwijk, Nunspeet en elders op de Veluwe te hebben doorgebracht en zich hier door privaatlessen en eigen studie voor de academie bekwaamd te hebben, werd hij op zijn 20ste jaar student, (ingeschr. aan 't amsterdamsche athenaeum Sept. 1847). Het volgend jaar liet hij zich als litt. hum. stud. in het Album stud. der groningsche hoogeschool inschrijven en promoveerde hier 18 Dec. 1852 op een dissertatie De Protagorae vita et philosophia. Achtereenvolgens werd hij benoemd tot praeceptor aan het gymnasium te Gouda (1853) tot rector te Enkhuizen (1854), tot conrector te Gouda (1860) en tot rector te Deventer (1862), waar hij twee jaar later den titel van hoogleeraar aan het athenaeum ontving.
In 1890 legde V. zijn rectoraat neder, nadat hij in 1884 tot de R. Kath. kerk was overgegaan.
Hij vestigde zich nu met der woon in Utrecht, waar hij medewerker werd aan het dagblad De Tijd. Na vier jaar te Utrecht gewoond te hebben, verhuisde hij met zijn gezin naar den Haag, waar hij in 1901 op 74-jarigen ouderdom stierf.
Vitringa was gehuwd, sedert 1855, met Catharina Schouten (overleden 1899), uit welk huwelijk acht kinderen geboren werden.
Buitengewoon talrijk zijn de geschriften van dezen letterkundige. Hij begon met opstellen in De Tijdspiegel en andere tijdschriften, waarvan wij noemen: Zomeravondkout (Tijdsp. 1858), De ontwikkelingsgeschiedenis van Keesje Putbus (id. 1859) en Opmerkingen van een platonisch Philosoof uit de 19e eeuw. Zij bevatten frissche, gezonde denkbeelden over opvoeding en onderwijs; vooral de kostscholen en instituten van die dagen werden er in aan de kaak gesteld. Die opstellen werden geschreven onder het pseudoniem Jan Holland en verwierven al spoedig veel bijval. Een later aangenomen schuilnaam van A.J. Vitringa was die van Jochem van Ondere. De zooeven genoemde tijdschriftartikelen zijn later ook opgenomen in de Keysers, Neerlands Bibliotheek (1866) en verschenen weldra ook afzonderlijk.
Onder het pseudoniem Jan Holland zagen nu achtereenvolgens het licht: Darwinia, Roman uit een nieuwe wereld, 2 dln. (1876); Nette menschen (1878); Keesje Putbus en andere eerstelingen (1879); Een koningsdroom (1880); De familie Willemsen (1881); Brieven van neef Gerrit (1881); Het apenboek, Galgenhumor (1882); Moderne heksen (1882; 2de dr. 1884); Dat getob met onze jongens (1883);