Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 5
(1921)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1023]
| |
Agatha, kwam daarna aan de universiteit te Leuven, in de pedagogie de Valk, waar hij bij de promotie 12 Nov. 1648 onder 192 tot primus werd uitgeroepen. Na zijne theologische studie benoemde men hem tot professor der filosofie in de Valk. Vóór de fransche revolutie werden zijne dictaten over de logica bewaard in handschrift in het klooster der Celestijnen te Heverlee. Men vindt ze nog in de universiteits-bibliotheek te Luik. Juli 1662 werden de professoren Vincent en Randaxhe naar den internuntius Jer. de Vechi afgevaardigd om de universiteit te verdedigen tegen de beschuldiging, dat zij de filosofie van Descartes leerde. Tegelijk met Gommarus Huygens van Lier werd hij 1668 tot doctor in de theologie gepromoveerd. Sinds 6 Nov. 1665 bestuurde hij als president het kollege van Viglius en genoot een kanunnikdij in de St. Hermes te Rouse. Tweemaal genoot hij de eer, 1670 en 1680, tot rector magnificus gekozen te worden. Zijne bekwaamheid was niet verborgen gebleven. Nov. 1668 stelde het kathedraal kapittel van Roermond Lambert Vincent als een der drie geschiktste personen voor den bisschopszetel van Roermond op de voordracht ter benoeming bij den koning. Overleden in zijn college, werd hij in de St. Quintinus kerk begraven. Zie: Catalogus omnium primorum univ. Lov. (Mech. 1824) 54; Analectes Hist. Eccl. Belg. XVIII (1882) 225; XXI (1888) 131 (XXVII (1893) 333, 334; Jos. Habets, Gesch. Bisdom Roermond II, 506; Monchamp, Histoire du Cartesianisme en Belgique (Brux 1886) 342-344, 409, 410; 479, 615, 616. Fruytier |
|