brik ‘Siva’ Saparoea, Noesa Laoet en de Banda eilanden, waar hij den Goenoeng-api besteeg.
Op uitnoodiging van Commandant Bastiaanse nam hij deel aan een tocht naar Nieuw Guinea, aan boord van een oorlogsvaartuig en was 14 Juli weer te Ambon terug, lijdende aan een leveraandoening.
Voor een bezoek aan Celebes verliet hij Ambon aan boord van den oorlogsschoener ‘Iris’ en kwam 5 Augustus te Kema aan. Onmiddellijk liet hij zich per draagstoel naar Menado brengen. Hier bleef hij 3 dagen en ging toen het binnenland van de Minahassa in, naar Tomohon, Tondano, Kakas en Langoan. Bij een bezoek aan de zwavelbronnen bij Lahendong 16 Aug. waagde hij zich te dicht aan den rand van een der kratertjes, zakte er in en verbrandde het rechterbeen tot boven de knie. Dit werd het begin van bitter lijden, dat met den dood zou eindigen. Resident Pietermaat liet hem naar Menado terugbrengen en 30 Aug. werd hij aan boord gedragen van de ‘Iris’, welk vaartuig door den Resident en Commandant Bastiaanse te zijner beschikking werd gesteld. Den 3en September te Ternate aangekomen, nam hij zijn intrek bij Resident Neys. Drie maanden lag hij hier te bed, lijdende ook aan waterzucht, maar niettegenstaande zijn ongelukkigen toestand werkte hij hard aan zijne aanteekeningen. Hij scheen te Ambon te willen sterven, want tegen het verzet van zijn geneesheer en zijn gastheer in, ging hij 12 December met een particulier vaartuig onder zeil naar deze plaats. Zijne laatste aanteekeningen zijn van 24 December, den 25sten 's morgens overleed hij in de baai van Ambon.
Zijn lijk werd te Ambon begraven en later naar zijn vaderlijk landgoed te St. Moritz overgebracht.
Zie: J.H. de Boudijck Bastiaanse, Voyages, faits dans les Moluques, à la Nouvelle Guinée et à Célèbes avec le C.Ch. de Vidua de Conzano, à bord de la goëlette royale l' Iris. Paris 1845.
Mulert