[Vere, sir Francis]
VERE (sir Francis), geb. 1560, overl. te Londen, 28 Aug. 1609. Gesproten uit de aanzienlijke familie der Oxford's, zoon van Geoffrey Vere en Elisabeth Hardekyn, reisde hij in 1580 in Polen, en kwam Dec. 1585 met Leicester's leger naar de Nederlanden, sedert Febr. 1586 onder Willoughby. Hij nam als ruiter-officier deel aan diens veldtochten, sedert 12 Nov. 1586 als kapitein van een ruitervendel. Hij diende onder sir Roger Williams verder voor Sluis, werd er tweemaal gewond (1587) en hielp onder kolonel Morgan Bergen op Zoom (1588) verdedigen, waarna hij door Willoughby wegens zijn dapperheid geridderd werd (25 Oct. 1588). In Aug. 1589 werd hij als sergeant-majoor bevelhebber der engelsche hulptroepen in de Nederlanden, hielp Rijnberk ontzetten (Oct. 1589) en Breda innemen (1590), streed vervolgens met Maurits voor Nijmegen, Zutphen, Deventer, Geertruidenberg, Groningen en vergezelde graaf Philips van Nassau op zijn expeditie naar Sedan (1594). Hij was zeer gezien bij Maurits en Oldenbarnevelt en werd herhaaldelijk voor zijn daden buitengewoon beloond. Met 1000 veteranen in hollandschen dienst nam hij als luitenant-generaal deel aan Essex' expeditie naar Cadix (1596) en kwam in het volgend jaar naar Holland terug, waar hij en Robert Sidney (zie ald.) bij de Staten aandrongen op krachtige aanvallende oorlogvoering. Hij leidde met Sidney de Engelschen bij Turnhout (Jan. 1597) en werd door Elizabeth in het volgende jaar belast met de nieuwe regeling van hare verhouding tot de Staten, samen met den engelschen gezant Gilpin. Engelsch-gouveneur van den Briel geworden (1599), streed hij in dat jaar schitterend in de Bommelerwaard. Belangrijk was ook zijn aandeel in den slag bij Nieuwpoort, waar hij de voorhoede kommandeerde en herhaaldelijk ernstig gewond werd; met
zijn troepen had hij, zegt hij zelf, de ‘bloody morsel’ op dien dag (2 Juli). Na een bezoek aan Engeland werd hij 9 Juli 1601 bevelhebber van het belegerde Oostende, dat hij tot 7 Maart 1602 verdedigde. Over zijn onderhandeling met aartshertog Albertus in 1601 is veel te doen geweest. Met Maurits belegerde hij Grave (1602), waar hij ernstig gewond werd. Hij werd beschouwd als de beste aanvoerder na Maurits zelven en Willem Lodewijk en was in ieder geval een voortreffelijk soldaat, meer bewonderd dan bemind. Hij bleef gouverneur van den Briel ook onder koning Jacobus, totdat deze in 1604 vrede met Spanje sloot en V. naar Engeland terugkeerde. In 1605/6 bezocht hij voor het laatst den Haag, waar men hem 500 pd. jaarlijks als pensioen toelegde. Jacobus benoemde hem tot gouverneur van Portsmouth. Hij huwde 26 Oct. 1607 met een jong burger meisje, Elizabeth Dent en gaf 1609 zijn gouverneurspost op. Hij schreef daar en op zijn buitengoed Tilbury Lodge zijn Commentaries (Cambridge 1657) en gaf veel geld en boeken aan de bibliotheek van zijn ouden vriend Bodley te Oxford. Hij stierf zonder kinderen na te laten.